Jaargang 53 Nummer 5

POKROF 20 nikendom ook pas veel later dan de ‘Zondagen van Subbârâ’ zelf en niet dan na hevige protesten. Het tijdstip van invoering in de Oost-syrische traditie kon ik niet achterhalen in de overigens zeer schaarse literatuur over het on- derwerp. De Romeinse Adventszondagen hadden voor Vaticanum II geen enkele lezing uit wat de kern uit- maakt van de Syrische periode voor Kerst: Lk 1 en Mt 1. Na Vati- canum II kreeg de vierde zondag van de Advent wel enkele lezingen daarvan: Mt 1:18-24 (openbaring aan Jozef) in het A-jaar, Lk 1:26- 38 (Annunciatie) in het B-jaar en Lk 1:39-45 (Visitatie) in het C- jaar; die laatste beide evangelies waren ook twee belangrijke week- lezingen in de preconciliaire Ad- vent. De Romeinse profetenlezin- gen uit het OT en het profetisch optreden van Johannes de Doper in de evangelielezingen onder- strepen respectievelijk de ver- wachting en de ommekeer die de westerse Advent kenmerken. Kortom, inhoud en thematiek verschillen aanzienlijk van de Syrische tradities. Dat geldt ook voor de vormen. Eén aansprekend voorbeeld. De Syrische tradities kennen in prin- cipe geen adventskrans, de vier kaarsen waarvan er wekelijks eentje meer wordt aangestoken. Onderlinge verschillen Er is ook een onderling verschil tussen de Oost-Syrische en West- Syrische tijd voor Kerst volgens de Indiase liturgist John Moolan ( The Periode of Annunciation- Nativity in the East Syrian Calendar, Kottayam 1985). De West-Syrische liturgie biedt in de zes ‘Zondagen van de Aankon- digingen’ een lineaire afwikkeling van de verhalen vóór Kerstmis. Ze heeft een ‘historische’ belang- stelling, voor de afzonderlijke ge- beurtenissen van de heilsgeschie- denis. De periode voor Kerst is er ook een soort voorbereiding op de komst van Jezus in ons hart, zoals Hij eens kwam bij zijn geboorte in Bethlehem. De Oost- Syrische traditie echter is volgens Moolan in haar liturgische tek- sten in de tijd voor Kerstmis gefo- cust op themata en wel van meer theologische aard: Maria de Maagd en Tweede Eva, in wie de God van den beginne als bij het eerste mensenpaar Adam en Eva scheppend heeft gewerkt; de beloften die God in het Oude Testament deed aan Abraham, Mozes, David, de profeten (zie ‘Op weg naar Kerstmis’, p 7, eer- ste tekstfrag- ment), en die naar goed oud- christelijk ge- loof in Jezus Christus zijn vervuld; de Nieuwe Tijd die al vanaf het eerste moment bij de aankon- diging aan Ma- ria is begon- nen, de verlos- sing die nu al aanwezig is en de gelovigen richt op de uit- eindelijke vol- tooiing ervan in het Rijk Gods. De Oost- Syrische perio- de voor Kerst - en dit is af te lezen aan de li- turgie als geheel van die periode: Schriftlezingen én hymnische tek- sten - is daarmee eigenlijk geen voorbereiding, maar de viering van de vrucht van de verlossing en van het thans reeds presente Rijk Gods. De westerse Advent in zijn sterke toekomstverwachting en oproep tot ommekeer, de West-Syrische tijd voor Kerstmis met zijn aan- dacht voor de geschiedenis van het heil, en de Oost-Syrische tra- ditie met haar concentratie op wat de Aankondiging en de Ge- boorte zelf van Jezus Christus ons in het heden reeds hebben ge- schonken, zijn evenzovele herin- neringen aan de veelzijdigheid van de Kerstboodschap. Leo van Leijsen advertentie

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=