Jaargang 53 Nummer 4

POKROF 19 In de imposante synagoge in Enschede werd op initiatief van het Euregionaal Centrum voor Joodse Geschiedenis en Cultuur op 30 mei 2006 een bijeenkomst gehouden over de massamoord op Armeniërs en Suryoye (Syrisch-orthodoxen) in 1915. Het was de eerste stap in een dialoog tussen Turken en Suryoye in Nederland over een pijnlijk verleden. “Zijn ontmoeting en dialoog over ons verleden mogelijk? De scha- duw van de geschiedenis valt over ons heen. Op de gebeurte- nissen van 91 jaar geleden ligt een taboe. Er mag niet over gesproken worden. Maar we kun- nen niet om de geschiedenis heen. Ik wil deze last niet onbe- sproken overdragen aan mijn kind.” Zeki Arslan, voorzitter van de Samenwerkende Turkse orga- nisaties Overijssel (STO) en onderwijsmedewerker van het multicultureel instituut Forum, kiest zorgvuldig zijn woorden. Zijn pleidooi voor een dialoog tussen Turken en Suryoye in Nederland en de verwerking van het verleden is in eigen kring met veel kritiek ontvangen. Na bedreigingen zag hij zich aan- vankelijk genoodzaakt om zich terug te trekken van dit symposi- um dat na één keer uitgesteld geweest te zijn, nu toch plaats- vindt. Organisator dr. Jan Schuk- kink, gepromoveerd op een stu- die over de Suryoye, is gelukkig dat het symposium daadwerke- lijk plaatsvindt. Het is de eerste keer in Nederland dat Suryoye en Turken met elkaar in gesprek gaan over de dramatische ge- beurtenissen uit 1915. Genocide? De woordkeuze is belangrijk. De posities liggen zo ver uiteen. Een belangrijke vraag is of de massa- moord op Armeniërs en Suryoye in 1915 ‘genocide’ genoemd mag worden. De inleiding van prof. dr. J. Houwink ten Cate, directeur van het Centrum Holocaust en Genocidestudies van de Univer- siteit van Amsterdam, was voor de beantwoording van die vraag zeer verhelderend. Houwink ten Cate maakte onderscheid tussen de verschillende betekenissen van deze beladen term, die na de Tweede Wereldoorlog op een VN- conventie in 1948 gedefinieerd werd als een juridisch begrip, nl. planmatige staatsmoord op een etnische minderheid. Volgens Houwink ten Cate wordt het woord ‘genocide’ in politieke en maatschappelijke discussies veel- al gebruikt om druk te zetten en erkenning te krijgen. De histori- sche wetenschap is van belang om de processen die tot groot- schalige moord en verdrijving geleid hebben te analyseren en te duiden. Op basis van onderzoek onderscheidt Houwink ten Cate genocide, burgeroorlog langs etnische scheidslijnen en etni- sche zuivering. De massamoord op Armeniërs en Suryoye hebben volgens hem meer dan de recen- te oorlogen in het voormalig Joegoslavië en in Rwanda de ken- merken van een genocide. Om het eens te worden over de toe- dracht van de geschiedenis is his- torisch onderzoek en het overleg tussen wetenschappers belang- rijk, maar niet voldoende. Houwink ten Cate wijst op het belang van de ontmoeting en de dialoog tussen de mensen die de last van de geschiedenis met zich meedragen. “Daarom ben ik zo dankbaar voor deze bijeen- komst!” Dialoog Zeki Arslan onderschreef het belang van de dialoog. “Het instandhouden van het taboe verdraagt zich niet met de vrij- heid in dit land”, stelt hij. “Door de inburgering van Turken en Suryoye is ook hun verleden deel geworden van de Nederlandse samenleving. De Nederlandse De last van het verleden. Syrisch-orthodoxen en Turken beginnen dialoog in oude synagoge De oude synagoge van Enschede. (Foto: G. van Dartel)

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=