Jaargang 53 Nummer 2

POKROF 13 Kafka schrijft in een van zijn brieven: “Ik zou mij een andere Abraham kunnen voorstellen, die - weliswaar zou hij het niet tot aartsvader brengen, niet eens tot koopman in oude kleren - bereid zou zijn het bevel van het offer onmiddellijk als een kelner op te volgen, maar die het offer toch niet ten uitvoer zou bren- gen, omdat hij niet van huis weg kan, hij is onmisbaar, de zaak heeft hem nodig, er is altijd nog iets te regelen, het huis is niet op orde [...].” De Abraham van Kafka lijkt terug te deinzen voor het vol- strekt andere, en leeft in het uit- stel. Het is een reactie op Vrees en beven van de Deense filosoof Kierkegaard, die ook enige mo- gelijkheden beschreef waarmee Abraham op het bevel zou kun- nen reageren. De Russische dichter Brodskij interesseerde zich net als Kafka voor Kier- kegaard en had met Kierkegaard de interesse voor Abraham ge- meen. Brodskij als dichte r Het is een weerbarstige, wat intellectualistische poëzie, die Brodskij schreef. Barok, zou je kunnen zeggen, in haar overdaad van beelden, verwijzingen en bedoelingen. En omdat hij bijna overal de klassieke maat- en rijmschema’s handhaaft, is hij ook moeilijk te vertalen. Brodskij hield van klassieke en bijbelse thema’s. Veel gedichten hebben een religieuze onder- grond, al moet nog steeds blijken of hij zelf religieus was. Steeds biedt hij een nieuwe kijk op over- geleverde thema’s. Een Russisch poëem Toen hij ergens voor in de twin- tig was, schreef hij Izaak en Abraham, een poëem van onge- veer vijfhonderd regels (zie bij dit artikel mijn werkvertaling van een fragment p. 15). “We gaan, Izaak. Waarom sta je stil? We gaan.” Dit is ongeveer wat Abraham zegt gedurende de hele tocht naar de berg Moria, waar hij zijn zoon zal moeten offeren. En voor de rest is hij zwijgzaam. “Morgen moeten we het lam offe- ren.” “Waar is dat?” “God zal het zelf regelen.” Het is vooral de beschrijving van een tocht. Een tocht die begint in de regen en vervolgd wordt door de woestijn. Daarna gaan ze door een donker bos. Als ze het bos uit zijn, wordt een kampvuur ge- maakt, waarbij ze praten over het lam dat ze moeten offeren. De volgende dag legt Abraham Izaak op het altaar, en trekt zijn mes, waarop de engel tussenbeide komt. “De hemel is verheugd […] dat jij […] het hebt gewaagd.” De hele scène neemt maar enke- le regels in beslag. Dan onderne- men ze de weg terug, daarheen waar iedereen verdriet heeft. De bedrijvigheid in het land van Abraham wordt beschreven. Er staat een vrouw, Rebekka, die Izaak roept. Het regent. Het is zomer. De struik en het kruis Dit is het verhaal, maar het gedicht is niet louter verhalend. In enkele passages, vaak uiterst moeilijk te begrijpen, wordt een beeld uitgewerkt. Eerst is er de struik. Die is niet zo betekenisvol in het oorspronkelijke verhaal in Genesis (22,13), maar doet Brodskij denken aan de struik waar Mozes het bevel krijgt tot de tocht door de woestijn (Ex. 3). En hiermee wordt ook Abraham een soort Mozes, Abraham die met Izaak een tocht onderneemt door, inderdaad, gedeeltelijk een stuk woestijn - die ook steeds vergeleken wordt met de bodem van de zee. Het is of ze al tussen de geweken wateren lopen, waar- door hun tocht en die van Mozes met zijn volk met elkaar samen- vallen. In Genesis 22 krijgt Abraham van God de opdracht de zoon van de belofte, Izaak, aan Hem te offeren. Het offer van Abraham is in het verleden aanleiding geweest tot uiteenlopende commenta- ren. Josif Brodskij (Joseph Brodsky na zijn emigratie in 1972) heeft er een interpretatie aan gegeven in zijn gedicht ‘Izaak en Abraham’. Het zwijgen van Abraham Josif Brodskij.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=