Jaargang 53 Nummer 1

POKROF 6 Binnen de Katholieke Kerk, maar ook daarbuiten, maakt onze tijd een crisis door van het priester- schap in bijna alle opzichten. Op de eerste plaats vormt het tekort aan priesters en aan nieuwe roe- pingen een probleem waarmee bijna elke liturgievierende ge- meenschap geconfronteerd wordt. Weliswaar worden er verschillen- de oplossingen aangedragen voor ‘eucharistische vieringen zonder priester’, waarbij het woord ‘voor- ganger’ door zijn elasticiteit een dankbaar begrip blijkt te zijn, maar hoe dan ook worden de gemeenschappen door dit feit en door deze noodzakelijkheid in het diepst van hun wezen getrof- fen en dreigt de liturgie te wor- den aangetast in haar traditione- le eigenheid. Een ander aspect van de crisis aangaande het priesterschap is van psychologische aard, en betreft de wijze waarop de gelovi- gen, maar ook de priesters zelf, omgaan met het priesterschap. Terecht en onterecht wordt het priesterschap gemakkelijk in ver- band gebracht met machtsuitoe- fening, met pretentie en met ondemocratisch gedrag. Niet alleen veel leken, maar vaak ook priesters kunnen moeilijk over- weg met de rol van bemiddelaar in het sacrale. In plaats van zich ‘instrument’ te weten in de hand van God ‘tot heil van Zijn volk’, neigen zij ernaar het priester- schap te beschouwen als een ana- chronistisch overblijfsel van een reeds lang verdwenen feodale maatschappijstructuur. De crisis van het priesterschap betreft echter niet alleen het ‘gewijde priesterambt’ maar ook, en misschien zelfs vooral, het ‘algemeen priesterschap’ van de gelovigen. Dat wij niet goed weten om te gaan met het pries- terambt binnen de Kerk, komt waarschijnlijk doordat wij niet geleerd hebben wat priesterschap eigenlijk is en waarop het berust. Hoeveel christenen zullen spon- taan het priesterschap in verband brengen met de roeping en uit- verkiezing van het bijbelse Israël, Gods volk, geroepen als instru- ment in Gods hand om de schep- ping te zegenen en te heiligen? Het grote probleem in het Oude Testament is: hoe gaat Israël met deze roeping om? Hoe verstaat het volk het gebod om ‘heilig te zijn zoals God heilig is’, heilig te zijn vanuit Gods eigen heilig- heid? Dient dit ervoor om waar- achtig het baken te zijn van Gods aanwezigheid op aarde, of om zich op te sluiten in zelfgenoeg- zaamheid; te trachten Gods hei- ligheid voor zichzelf te houden in plaats van het op priesterlijke wijze door te geven? Het grote probleem sinds twee- duizend jaar christendom is: hoe verstaat het ‘nieuwe volk Gods’ - het volk waarvan Paulus zegt dat het geënt is op de oude olijf- boom, Israël - de roeping en mis- sie die het van Christus heeft meegekregen op de avond van zijn verrijzenis toen Hij zei: ‘Ontvangt de heilige Geest. Zoals In dit artikel gaat pater Thomas Pott uit Chevetogne in op de betekenis van de priester in de Byzantijnse liturgie. Hij belicht vooral de theologische kant ervan. De christelijke geloofsgemeen- schap is geroepen het ‘zout van de aarde’ te zijn. De priester is binnen de Kerk geroepen het ‘zout binnen het zout’ te zijn. De priester in de Byzantijnse liturgie Byzantijnse Goddelijke Liturgie: een priester staat aan het altaar tij- dens de epiclese, de afroeping van de H. Geest over de Gaven en over de verzamelde geloofsgemeenschap. (Archief: Th. Pott)

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=