Jaargang 49 Nummer 2

POKROF 1 In de vorige Pokrof kondigden wij een nieuwe forumpagina aan. Herman Teule doet met onderstaande stellingen een voorzet. 1. De migratie van christenen uit het Midden-Oosten neemt sinds ongeveer het begin van de twintigste eeuw enorme propor- ties aan. Het gevaar is niet denkbeeldig dat in sommige regio’s slechts enkele individuele christenen zullen overleven en er geen vol- doende sterke gemeenschappen over zullen blijven om in het publiek debat een chris- telijke stem te laten horen. 2. Het is niet juist globale uitspraken te doen over de oorzaken van deze migratie. De wetenschappelijke analyse van factoren die een rol spelen bij de migratie moet rekening houden met de omstandigheden van de afzonderlijke regio’s of nationale staten én met de individuele religieuze gemeenschap. 3. Met dit voorbehoud mogen we toch stellen dat de voornaamste oorzaken van de migratie vooral van economische (bijvoor- beeld Syrië en Egypte) en politieke (bijvoor- beeld Irak) aard zijn. Daarnaast speelt een grote rol dat christenen door hun in vergelijking met moslims langere migratiegeschiedenis het relatief gemakke- lijk hebben om te vertrekken. In mindere mate spelen godsdienstige overwegingen (islamisme) een rol in de beslissing om te vertrekken. Dit geldt vooral voor de leden van de klassieke ‘oosterse kerken’. 4. Het is onjuist dat sommige westerse chris- telijke organisaties en soms ook oosterse christenen zelf de islamistische factor te sterk in de verf zetten. Het overbenadrukken van deze factor legt naar de toekomst toe een grote druk op het samenleven van moslims en christenen in het Midden-Oosten. 5. In de diaspora verliezen de oosters-chris- telijke gemeenschappen onvermijdelijk hun eigen identiteit, zowel op religieus als etnisch gebied. Het voorbeeld van Amerika, met zijn langere migratiegeschiedenis van oosterse christenen, laat zien dat men zich aanpast aan het mainstream christendom. Op het gebied van taal en cultuur is er een langzaam proces van afslijting. 6. De eigen identiteit kan alleen maar bewaard blijven als er voldoende sterke gemeenschappen in het oosten zelf blijven bestaan. 7. Het is daarom de taak van christenen in het westen alle initiatieven te steunen die er toe bijdragen dat oosterse christenen zich in hun eigen gebieden kunnen ontwikkelen. Het vaak met goede bedoelingen meewerken aan initiatieven die oosterse christenen zon- der meer naar het westen willen halen, is op lange termijn ongunstig voor deze gemeen- schappen. 8. Het kan hierbij gaan om het steunen van bepaalde godsdienstige projecten (bouw van kerken, catecheseprojecten, enzovoort). In het geval van steun aan economische en sociale projecten is het belangrijk dat chris- tenen niet geïsoleerd worden van hun islamitische omgeving. Exclusieve steun aan christenen is in dit opzicht op de lange duur contraproductief, omdat het jaloezie oproept. 9. Er dienen verder in het westen initi- atieven genomen te worden om bepaalde vormen van discriminatie en ongelijkheid weg te werken. 10. Alle vormen van steun worden liefst in overleg genomen met gemeenschappen van oosterse christenen die zich in het westen bevinden en die door hun kennis en bevoor- rechte contacten ter plaatse de beste infor- matie kunnen leveren. 11. Bovenstaande algemene overwegingen nemen niet weg dat in bepaalde individuele gevallen de beslissing tot migratie de enige mogelijke optie is en daarom ‘onze’ steun ver- dient. Herman Teule Directeur van het Instituut voor Oosters Christendom In de volgende Pokrof wordt een reactie gepubliceerd op een of meer van de stellingen. Ook u kunt reageren. Reacties kunnen worden verstuurd naar het redactie- secretariaat (voor het adres zie de colofon). De redactie kan ingezonden reacties inkorten. OOSTERSE CHRISTENEN EN DE MIGRATIE O T R S NE D G A

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=