Perspectief 2022-59

60 Prof. dr. Herwig Aldenhoven Perspectief past bij de houding van de valse leraren. (Hom. 12,5-6 in Col. 4,12-13 – MPG 62,387-388). De seksuele vereniging wordt hier in een emotioneel positief geladen sfeer geplaatst, vooral door het gebruik van beelden (puur goud, geur, olie). Bovendien is er geen spoor van de obsessie met voortplanting – seksuele vereniging als het even kan alleen als het noodzakelijk is voor het verwekken van een kind – zoals we het vaak lezen in heidense en christelijke teksten uit de late oudheid. Het is ook duidelijk dat de prediker zich ervan bewust is dat velen, zonder het te weten, onder de invloed van de valse leraars staan, die seksualiteit als vuil en slecht beschouwen. Johannes Chrysostomus wil dit tegengaan. De houding ten opzichte van het huwelijk van geestelijken kan als een indicatie van de verschillende houdingen van de oosterse en westerse kerken ten opzichte van seksualiteit überhaupt gelden. In het Oosten was en is de basisregel dat gehuwden een normaal huwelijksleven blijven leiden na de wijding tot het diaconaat en ook na de wijding tot het priesterschap. In het Westen daarentegen gold de eis van volledige seksuele onthouding voor hen, maar ook voor lectoren en dergelijke. Zij moesten nu met hun vrouwen samenleven als broer en zus. Het Oosten verwierp dit als een afwijking van het Nieuwe Testament en van de traditie en als een onrecht tegen de vrouw. Zij heeft dit standpunt echter ook niet consequent verdedigd. Op het (tweede) Concilie van Trullo in Constantinopel in 692 richtte het Oosten deze verwijten in een zeer officiële vorm aan het Westen,10 maar voorzag ook dat bisschoppen, zoals het al langere tijd de praktijk was, na hun wijding niet langer met hun vrouw samenwoonden. Het is aan de tekst nog steeds te merken dat het concilie zich van zijn inconsequentie tot op zekere hoogte bewust was, want als onderbouwing, ja bijna als excuus, wordt aangevoerd dat de gelovigen niet accepteren dat een bisschop met zijn vrouw samenwoont. Omdat later gewoonlijk monniken bisschop werden, deed dit probleem zich niet meer op dezelfde manier voor als voorheen. In het Oosten kent de houding ten opzichte van het huwelijk van geestelijken dus inconsequenties en compromissen, maar het Oosten heeft ook duidelijk een positievere houding ten opzichte van seksualiteit dan het Westen. Dit betekent dat de oosterse kerk in dit opzicht weliswaar slechts in zeer beperkte mate als model kan dienen, maar het kan wel wat bijdragen aan de correctie van de westerse traditie.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=