Perspectief 2022-59

2022-59 De vroege kerk en de oosterse kerk als model voor kerk zijn vandaag in het Westen 53 leer van de Drievuldigheid tot op grote hoogte tot een zeer abstracte theorie verworden, waarvan de betekenis voor een levende relatie met God nauwelijks nog zichtbaar is. Ook vandaag de dag wordt deze leer vaak zo begrepen en beleefd. Een vroegkerkelijk verstaan van de Drievuldigheid zou in deze context een model kunnen zijn. 10. De opvatting over Jezus Christus Samen met het geloof in de drievuldige God en onlosmakelijk hiermee verbonden is het geloof in Jezus Christus het tweede thema van de basisbeslissingen van de vroege kerk. In de kern gaat het erom dat, aan de ene kant, God werkelijk in Jezus Christus gehandeld heeft en dat, aan de andere kant, Jezus Christus geheel en al mens was. Het tweede komt ons vandaag de dag misschien als iets vanzelfsprekends voor, maar vanuit het perspectief van een groot aantal vormen van religiositeit is dit geenszins het geval. Waarom beide aspecten, het werkelijk God-zijn en het werkelijke mens-zijn van Jezus Christus voor de vroege kerk zo belangrijk was, is hierboven al aangeduid. Alleen wanneer hij werkelijk God is, kan hij aandeel aan het goddelijke leven schenken en alleen wanneer hij werkelijk mens is, kan hij mensen daar aandeel aan geven. Ook kan alleen God de vervreemding tussen mensen en God – in traditioneel taalgebruik: ‘zonde’ – overwinnen en tegelijkertijd kan alleen een mens dit doen omdat het immers om God en de mens gaat. Het is in dit verband niet mogelijk om hier nader op in te gaan. Toch is het nodig om een heel beslissend aspect ervan te noemen. De vroegkerkelijke opvatting over Christus – Jezus Christus als werkelijk God en werkelijk mens – veronderstelt dat de mens sinds zijn schepping aandeel aan God heeft. Het aandeel hebben aan God hoort daarom bij de menselijke natuur in zijn volheid. De Bijbelse fundering voor deze zienswijze vond de vroege kerk in uitspraken over de schepping van de mens naar Gods beeld en gelijkenis (Gen. 1,27; 5,1; 9,6). In dit verband werd het bestaan in Gods gelijkenis als gave en opgave begrepen: als gave en opgave al sinds de Schepping, als opgave die, ondanks alle vervreemding vervuld kan worden vanuit Jezus Christus. Dit aspect acht ik van belang omdat het alleen zinnig is om aan de vereniging van God en mens in Jezus Christus te geloven tegen de achtergrond van het uitgangspunt dat aandeel

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=