Perspectief 2022-59

52 Prof. dr. Herwig Aldenhoven Perspectief beslissingen van de vroege kerk, dus met het geloof in de drievuldige God en in Jezus Christus, te maken hebben, niet ontbreken. Het geloof in de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest, was in de vroege kerk van centrale betekenis voor het geestelijke leven. Door de Zoon, Jezus Christus, werd immers God die niet direct toegankelijk was voor ons mensen toegankelijk. Maar ook in onszelf is God aanwezig en actief, namelijk als de Heilige Geest. In dit verband staat de activiteit van de Heilige Geest nooit los van die van Jezus Christus en staat omgekeerd de activiteit van Jezus Christus nooit los van die van de Heilige Geest. Alleen door de activiteit van God in mijzelf – namelijk de activiteit van de Heilige Geest – kan ik me openen voor Gods liefde die hij in Jezus Christus laat zien en die die mij door andere mensen, die door deze liefde gegrepen zijn, bereikt. En deze mensen zijn door Gods liefde gegrepen omdat ze niet alleen van Jezus gehoord hebben, maar omdat de boodschap van Jezus en zijn liefde hen door de Heilige Geest ook innerlijk bepaalt. Omgekeerd zorgt de ontmoeting met Jezus Christus, die zulke mensen mij toegankelijk maken, ervoor dat Gods activiteit in mijzelf – de activiteit van de Heilige Geest dus – op een nieuwe en andere manier plaats vindt als anders het geval geweest zou zijn. Uiteindelijk gaat het er bij het geloof in de drievuldige God om dat God zichzelf geeft; hij geeft ons aandeel aan zijn goddelijke leven door de Zoon, doordat hij ons als een ‘jij’ ontmoet, en in de Heilige Geest, die in ons binnenste woont. Daarom was het voor de vroege kerk zo belangrijk dat Vader, Zoon en Heilige Geest één enkele God zijn. Het gaat er immers om dat God aandeel schenkt aan zijn eigen leven en niet aan dat van een tweede of derde wezen. Dat laatste is echter alleen dan mogelijk wanneer het leven van Vader, Zoon en Heilige Geest het leven van één God is. Op deze manier is het geloof in de Drievuldigheid uiterst nauw verbonden met de persoonlijke relatie tot God, want dat is namelijk de relatie tot God die mij als een ‘jij’ ontmoet in zijn Zoon Jezus Christus en door hem in alle mensen, tot die God die als de Heilige Geest in mijn binnenste woont en die als de Vader de bestaansgrond van Zoon en Geest is, door welke Hij, die niet direct toegankelijk is, werkelijk en geheel toegankelijk wordt. Vergeleken met zo’n spirituele en levendige opvatting over het geloof in de Drievuldigheid is in de ontwikkeling van de westerse theologie in de loop van het tweede millennium de

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=