Perspectief 2022-59

2022-59 Herwig Aldenhoven. Een blik op zijn leven en zijn kerkelijke en theologische inzet 5 (Christkatholische) theologische faculteit in Bern. Hier kon hij nu vier jaar lang colleges in de volle breedte van de oud-katholieke theologie bezoeken. Zwitserland werd al snel zijn thuisbasis en zou dat ook blijven tot zijn tragische dood in oktober 2002,2 eerst werkte hij als pastoor in een parochie in het Fricktal (kanton Aargau) en van 1971 tot zijn emeritaat in 2000 als hoogleraar systematische theologie en liturgie aan de Berner faculteit. Daarbij nam hij één vakgebied over van elk van de twee professoren die met emeritaat gingen, die op hun beurt elk twee theologische vakken moesten vertegenwoordigen. De combinatie was een novum, maar beantwoordde zeker aan Aldenhovens opvatting van een innerlijke samenhang van kerkelijk-theologisch werk, namelijk tussen geloof(sleer) en het vieren, zoals uitgedrukt in de stelregel lex orandi - lex credendi. Ik zal één voorbeeld uit elk vakgebied behandelen. 2. Liturgie: het eucharistisch gebed Wat Aldenhovens liturgisch-theologische werk betreft, moet in de eerste plaats zijn in 1971 voltooide dissertatie worden genoemd. Deze heeft de titel "Darbringung und Epiklese im Eucharistiegebet. Eine Studie über die Struktur des Eucharistiegebetes in den altkatholischen Liturgien im Lichte der Liturgiegeschichte".3 Aldenhoven leverde daarmee een belangrijke bijdrage aan het verstaan van de samenhang tussen de verschillende handelingen (en woorden) van het eucharistisch gebed ten behoeve van de liturgische hervorming van Zwitserse Oud-Katholieke Kerk, die op dat moment gaande was. Deze constructieve bijdrage hing samen met een kritiek op de Duitstalige eucharistische gebeden die in het laatste kwart van de 19e eeuw in het oud-katholicisme in Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk waren ontstaan. Deze werden alle gekenmerkt door het feit dat bij de vertaling en aanpassing van de offerimus-formuleringen van de traditionele canon missae alles werd vermeden wat had kunnen worden opgevat in de zin van opvatting van het misoffer die afgewezen werd en die inhield dat de kerk het lichaam en bloed van Christus op materiële wijze aan God aanbiedt en daarmee een bloedeloze herhaling van zijn verzoenend offer aan het kruis voltrekt. Tegelijkertijd werd een formele epiklese ingevoerd, een gebed om de zending van de Heilige Geest over de gaven van brood en wijn. Deze werd vóór de instellingswoorden geplaatst (op de plaats waar in de Romeinse canon het quam oblationem staat). Deze plaatsing was het gevolg van de opvatting die sinds de

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=