Perspectief 2022-58

2022-58 THEOLOGISCH BERAAD OVER SYNODALITEIT “Synodale praktijk” in de Oud-Katholieke Kerk van Nederland 63 De synode, die in 1920 van start ging, was dus adviserend (hierover was lang gediscussieerd en op een onofficiële voorvergadering in 1918 was de beslissende bevoegdheid van de Synode met een kleine meerderheid verworpen). In eerste instantie waren de bisschoppen, alle geestelijken en twee per parochie gekozen vertegenwoordigers lid, waaronder vanaf het begin ook vrouwen. De structuur en samenstelling van de synode veranderde in de loop der jaren. Rechtstreekse verkiezingen van de lekenleden verdween en werden vervangen door het aanwijzen van de afgevaardigden door de kerkbesturen. De bisschoppen verdwenen ook uit de synode als lid (een duidelijke breuk met het oud-kerkelijke model!) en kwamen als een soort regering tegenover het parlement te staan. 2. Huidige praktijk De huidige praktijk is samengevat in artikel 2 van het Statuut van de OKKN. “De algemene leiding van de kerk berust bij haar bisschoppen in samenwerking met de gelovigen, geestelijken en leken, overeenkomstig de in dit Statuut gestelde bepalingen.” 2.1 Collegiaal Bestuur De huidige structuur ontstond in 1985. Tot dat jaar werd het centrale bestuur van de kerk uitgeoefend door het episcopaat, het college van bisschoppen. In dat jaar besloten de bisschoppen – na een proefperiode in de vier jaar daarvoor – hun bestuursbevoegdheden te gaan delen met vertegenwoordigers van de geestelijkheid en de leken. Behalve de beide bisschoppen maken een gekozen vertegenwoordiger van de Utrechtse geestelijkheid, de deken van Haarlem, drie leken gekozen door de Synode (één vanuit ieder bisdom en een vrij gekozene) en de thesaurier- generaal (de “penningmeester” van de kerk) deel uit van dit bestuur. Bij de invoering van dit bestuurssysteem speelde de overweging mee, dat zo de gezamenlijke verantwoordelijkheid van geestelijken en leken voor het geheel van de kerk, het synodale idee, gestalte kon krijgen. Ook kan op deze manier gebruik gemaakt worden van de deskundigheid van verschillende personen op diverse terreinen van het kerkelijk leven. De bisschoppen hebben – gelet op het karakter van het katholieke bisschopsambt – wel hun uiteindelijke beslissingsbevoegdheid inzake de geloofsleer en de liturgie behouden. Overigens hebben zowel de bisschoppen ieder persoonlijk als de geestelijken en leken als

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=