Perspectief 2022-58

DEEL 2 62 Can. Drs. Wietse van der Velde Perspectief De manier waarop dit bisschoppelijk gezag wordt uitgeoefend, varieert in de loop van de geschiedenis. In de OKKN waren er vanouds – mede bepaald door haar geschiedenis – altijd vormen van overleg met en inspraak van de geestelijkheid (bijv. via het Metropolitaan Kapittel van Utrecht en de Provinciale Synode van de Geestelijkheid). Op bepaalde punten was er daarbij zelfs sprake van meebeslissen. 1.3. Synodale aspect De gedachte dat de kerkelijke bestuursmacht van de bisschoppen ontleend is aan de lokale kerk – het bisdom – waarin de bestuursmacht in wezen berust, heeft het besef doen groeien dat een bisschop ook principieel in overleg dient te treden met de kerk waaraan hij zijn bestuurlijke bevoegdheden ontleent en dat de stem van de geestelijken en lekengelovigen gehoord dient te worden. Dit besef van het synodale aspect, waarbij ook de stem van de lekengelovigen wordt gehoord, is binnen de OKKN sedert de laatste decennia van de 19e eeuw gegroeid. Dit is zeker te danken geweest aan de oud-katholieke kerken buiten Nederland, in het bijzonder in Duitstalig Europa, die na 1870 ontstonden als protest tegen de pausdogma’s van het eerste Vaticaans concilie. Bij dat ontstaan speelden leken een zeer grote rol. Die rol vertaalde zich in het inrichten van synodes bestaande uit geestelijken en leken met soms vergaande bevoegdheden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat hierbij niet alleen ecclesiologische motieven een rol speelden, de maatschappelijkpolitieke werkelijkheid van groeiende invloed van de burgers via parlementen valt niet te ontkennen. In de OKKN werd dit aanvankelijk nogal argwanend bekeken als een te grote afwijking van de westers-katholieke traditie. Maar langzaam groeide de overtuiging dat deze en andere hervormingen ook in de OKKN konden worden ingevoerd, zonder dat het katholieke karakter van de kerk in gevaar kwam. De groei via algemene vergaderingen van de geestelijkheid en van bijeenkomsten van geëngageerde leken in de typische tijdgebonden verenigingsvorm, waarbij onderwerpen ter sprake kwamen die tegenwoordig op een synode zouden worden besproken, moet ik hier verder terzijde laten. In 1919 was de tijd rijp en voerden de bisschoppen een Synode in. In een herderlijke brief schreven zij: “De synode is noodzakelijk als een vertegenwoordigend lichaam, dat volgens het oude en christelijke beginsel, onder onze opperleiding, medezeggenschap zal hebben in het bestuur en mede de richting zal bepalen in welke voortaan dit bestuur gevoerd zal worden.”

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=