Perspectief 2022-57

2022-57 Maria in oecumenisch perspectief 39 in het perfectum is typerend voor Israëls profeten en het keert dan ook in Maria's lied terug. Als Maria zingt dat God heersers van de tronen heeft gestoten (perfectum), zal niemand willen beweren dat een definitief resultaat bedoeld is en dat er nu feitelijk geen enkele heerser meer op de troon zit. Het gaat om Gods profetisch spreken: wat niet zichtbaar is in de werkelijkheid, schept Hij als nieuwe werkelijkheid. Zo is Maria de begenadigde: niemand ziet het aan haar af, maar Gods Woord maakt haar zo. De gedachte dat Maria eenmaal begenadigd, vervolgens vol van genade is en dus anderen in die genade kan laten delen, veronderstelt een opvatting van genade die ik niet zomaar deel. Genade is immers geen substantie, die in een reservoir kan worden opgeslagen en waaruit vervolgens getapt kan worden. Genade is relationeel van aard, net als zonde trouwens, en voor genade moeten we altijd bij God zelf zijn. Ronduit intrigerend is Sarots stelling dat het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria een soort katholiek equivalent van het reformatorische sola gratia is: het gaat erom dat de geboorte van Christus enkel een werk van Gods genade is, geen menselijke prestatie. De vraag is echter of dat accent op genade Maria's uitzondering van de erfzonde veronderstelt. Sluit genade de zonde uit, of is het juist de zondaar die genade ontvangt? Hoe dan ook gaat het gesprek over de exegese van Bijbelteksten door. Ook al vind ik Sarots exegese op punten niet overtuigd, hij maakt ten minste duidelijk dat de roomskatholieke mariologie mede gegrond is in lezingen van de Schrift die niet op voorhand van de hand te wijzen zijn. 6 Scheppingstheologie en realisme Echeverria en Van Wieringen drukken allebei op het punt van de scheppingstheologie. Van Wieringen vraagt of ik gender en seksualiteit niet te veel in het domein van de keuze lokaliseer: het zou pas echt bevrijdend zijn als alle variaties op de geslachtslijn erkend zouden worden als scheppingsdaad. Met een andere intentie maakt Echeverria een soortgelijk punt: denk ik niet te veel vanuit cultuur en te weinig vanuit de onwrikbare natuurlijke gegevens? Echeverria neemt het daarbij op voor epistemisch realisme, waarbij hij noteert dat ik de objectieve realiteit voor onkenbaar zou houden en mij vervolgens anti-realisme verwijt. Dat gaat te snel en te ver. Ik heb enkel betoogd dat er geen waarnemingsvrije

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=