Perspectief 2021-55

2021-55 33 Dichter, denker en mysticus De mens in het Syrisch christendom Dr. Kees den Biesen De Syrischtalige vroegchristelijke traditie reikte van Palestina en Romeins Syrië via Mesopotamië, Perzië en India tot aan het Verre Oosten. In haar Bijbelse theologie, liturgie en spiritualiteit staan een symbolisch mensbeeld en een analoge manier van denken centraal, die ons uitnodigen tot een creatieve herijking van de beelden en termen aan de hand waarvan wij onszelf als mens en persoon begrijpen en beschrijven. Veel wat wij vandaag de dag van en over onszelf denken verraadt een rationalistische een-dimensionaliteit en menselijke vervlakking, die wij tegemoet moeten treden met perspectiefverruiming en geestelijke verdieping. In mijn persoonlijke ervaring hebben de Syrische dichters, denkers en mystici ons op deze terreinen véél te bieden. Iets daarvan ga ik proberen hier onder woorden te brengen. De oudste gedocumenteerde ontwikkelingsfase van de Syrische antropologie begint met de werken van Afrahaṭ ‘de Perzische Wijze’ (ca. 280 - ca. 345) en Efrem de Syriër (ca. 300 - 373) en culmineert in de werken van Johannes van Apamea (actief vóór 450). Terwijl Efrem en Johannes binnen het Romeinse Rijk woonden en tot de West-Syrische traditie behoorden, leefde Afrahaṭ binnen het Perzische Rijk waarin zich de Oost-Syrische traditie ontwikkelde. In antropologisch en spiritueel opzicht culmineert deze laatste in de weergaloze mystieke traditie van de zevende en achtste eeuw, die ik eveneens kort ter sprake zal brengen. Afrahaṭ en Efrem: de Syrische christen als dichter Mensen zijn volgens Afrahaṭ geschapen om te kennen, d.w.z. om goed van kwaad te onderscheiden en te beseffen dat zij schepselen zijn. Centraal in hun kennis van zichzelf als

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=