Perspectief 2021-53

46 Dr. Martijn Pouw Perspectief kan dat maar op twee manieren: ofwel Christus doet dat direct uit de hemel zonder tus- senkomst van mensen of Christus doet dat wél met behulp van mensen in de ruimte en de tijd. In dat laatste geval is het vervolgens de vraag of iedere gedoopte dat (zomaar) kan doen. Een zegening van de broodmaaltijd thuis is toch echt wat anders dan de consecratie van het brood en de wijn in de h. Mis. 2.3 Priesterschap in het dagelijkse leven Maar ook in het leven en werk van alledag lijkt er weinig ruimte te zijn voor mensen om hun priesterschap uit te oefenen door echt iets aan God te schenken. Wöhle staat immers uitgebreid stil bij Luthers bezwaren hiertegen. Zo is Luther kritisch ten aanzien van ‘wat er zoal bij de mens in zijn intentie kan binnensluipen’. De wereld en de mens worden beheerst door de commercië le ruilhandel van het ‘voor wat, hoort wat’ dat iedere schenking ‘ver- minkt’, ook die we aan God zouden willen doen. De mens is niet in staat iets weg te geven zonder daarvoor iets terug te verwachten. Zodra daarvan sprake is dan is de mens op zichzelf gericht, en dus egoïstisch, aldus Wöhle. Christenen dienen vrijuit met God te leven, wat betekent dat ze bevrijd moeten worden van prestatiedwang en van de rekenkunst van het do ut des (ik geef opdat jij geeft). Nu zit er zeker een belangrijk en terecht punt in dit bezwaar: het is voor ons mensen inderdaad moeilijk om onbaatzuchtig anderen te dienen. Maar, zoals bij Luther vaker het geval, is het bezwaar te radicaal waardoor de nuance verloren gaat en we gemakkelijk in eenzijdige deformaties en karikaturen terecht kunnen komen. Zo wordt de “commerciële ruilhandel” categorisch als zondig weggezet en geplaatst te- genover “de zuivere, onbaatzuchtige schenking”, die alleen kan plaatsvinden als iemand is geraakt door de liefdevolle blik van God. Geen wonder dat Jan Baan vanuit de optiek van het bedrijfsleven met het priesterschap niet goed uit de voeten kon. Hij sprak niet zozeer over zijn werk als ondernemer als mogelijke offergave aan God, maar over het schenken aan liefdadigheidsdoelen, alsof dat het summum is van een christelijk leven midden in de wereld. En ook bij dat schenken zat zijn ego hem teveel in de weg, hoewel die toch wel ergens goed voor zal zijn, zo was zijn gedachtegang. Het doet denken aan een verwrongen (Kantiaanse) plichtenethiek, waarbij elke vorm van voldoening en vreugde verdacht is en onverbiddelijk wordt bestempeld als egoïstisch, en dus zondig en God onwaardig.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=