Perspectief 2021-53

44 Dr. Martijn Pouw Perspectief De bijdragen van Wöhle, Moehn en Sarot gaan op deze stelling niet echt in. In het boek komt duidelijk naar voren dat Luther, en in zijn kielzog Calvijn, onderweg iets hebben ver- loren, en wel de kern van het priesterschap: het vermogen van iedere gedoopte om in Christus iets aan God te schenken. Dit bleek ook wel uit de bijdragen van Wöhle en Moehn. 2.1 Koning, Profeet en … Priester? Wöhle spreekt over het priesterschap in termen die doen denken aan de twee andere taken van Christus: die van koning en profeet. Het priesterschap wordt vooreerst – en eigenlijk alleen maar – beschreven als koninklijke dienst (‘dienaarschap als kern van het priesterschap’) en profetische verkondiging (‘een wezenlijke taak van priesters is God bij de mensen bekend maken’). Nu is het uiteraard zo dat deze twee taken nauw verbonden zijn met de priesterlijke taak, omdat de christengelovige immers deelt in alle drie de taken van Christus; in Christus is de gelovige priester, profeet en koning (vgl. 1 Pet. 2, 9, waarin wordt gesproken over een koninklijk priesterschap dat geroepen is om te verkondigen). 2.2 Priesterschap in de liturgie Maar toch komt het mij voor dat er bij Wöhle iets wezenlijks verhuld blijft. Dit komt aan het licht als hij spreekt over het sacrament van brood en wijn en aangeeft: ‘die element en bieden wij (cursivering mp) niet aan, maar in die elementen biedt Christus zich aan’. Ook bij Calvijn, begrijp ik uit de bijdrage van Moehn, hebben de instellingswoorden niet zozeer effect op het brood en de wijn zelf. De ontmoeting met God voltrekt zich in en door de preek en de daar verkondigde verlossing worden bij Calvijn opgevat als een louter inwendige gebeurtenis ‘in de geesten en harten van de gelovigen’. Dit is ook de reden dat ik sprak over het gnostische karakter van de verlossing bij Calvijn. Op deze wijze lijkt er geen ruimte te zijn voor het uiterlijke aspect van de schenking door de gelovigen aan God tot zijn meerdere eer en glorie. Hoewel dit wel de intentie lijkt te zijn als Moehn aan het eind van zijn bijdrage aangeeft dat ‘God recht hee ft op het dankoffer van een leven tot zijn eer!’. Hier komt een wezenlijk verschil aan de oppervlakte met de katholieke liturgie waar over die elementen in het offertorium het volgende gebed wordt uitgesproken: ‘Gezegend zijt

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=