Perspectief 2021-53

2021-53 Opgericht om te dienen 25 Dat is het “ ministeriële priesterschap” dat Martijn Pouw in zijn publicat ie noemt, en waar- van hij meent dat daar een tekort is in de reformatorische traditie. Dit tekort is er echter niet, tenminste niet in een protestantse traditie die zich als volop katholiek verstaat en die het priesterschap niet tot een functie verkort. Dit is wat het predikantschap in de protes- tantse traditie wil zijn: een geordende vorm van openbaar priesterschap als predikantschap, als dienst aan het Woord dat Christus is. Het priesterschap van alle ge- doopten kent inderdaad een horizontale en een verticale dimensie. 17 In deze dimensies is het predikantschap ingebed, maar het is niet zomaar een daaruit afgeleide verbijzonde- ring. In die zin helpt het goede verstaan van het priesterschap van alle gedoopten wel om de wezenlijke binnenkant van het priesterschap in de christelijke – en ook de protestantse – traditie te beschrijven. Het is echter geen afdoende beschrijving voor het ambt van een predikant. Dat predikantschap verbeeldt de ministeriële aspecten van het priesterschap en oefent ze uit, op basis van de roeping van Godswege bij monde van de gelovige gemeen- schap, de kerk. 18 Dat beroep dat de kerk als ordinatie uitspreekt is de materiële vorm van het door Martijn Pouw genoemde “apart zetten”, het “consecreren” van de priester -mens voor de dienst aan het Woord. Die roeping en ordinatie verandert niet de essentiële relatie van de geroe- pen en geordende predikant en dienaar van het Woord met zijn Heer. Daarin zijn alle mensen gelijk binnen het priesterschap van alle gedoopten. 19 Toegespitst op het priester- schap in de bediening van het sacrament van de tafel: het is niet de specifieke ministeriële kwaliteit van de priester/voorganger die de presentie van Christus in de Eucharistie be- werkstelligt. Het is veelmeer Christus zelf die hiervoor in zijn Woord garant staat. 8. Opmerkingen bij het proefschrift Tenslotte hier nog zeer in het kort enkele opmerkingen bij andere aspecten van het proef- schrift, zoals die vooral in de pagina’s 171 en volgende worden genoemd. De door de reformatoren onderstreepte noodzaak van een “nieuwe schepping van de mens” sluit – in tegenstelling van wat Martijn Pouw schetst 20 – wel degelijk aan bij de existentie van de mens. De gerechtvaardigde wordt niet van zijn menselijkheid ontdaan, maar die mense- lijkheid in haar gebrekkigheid en zondigheid kan in het licht van de liefde bestaan voor God en op die liefde als genade rekenen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=