Perspectief 2021-52

2021-52 Een nieuwe impuls voor de kerkelijke vredesbeweging 35 Wat de methode betreft, is het goed te zien hoe vruchtbaar die gewerkt heeft. De methode van het samen het verleden bestuderen, eigen standpunten voor de an- der uiteenzetten en dan samen komen tot het vaststellen van convergenties en divergenties en tenslotte het aangeven van punten voor nader onderzoek. Daar- mee zijn zowel de winstpunten van de dialoog duidelijk – de convergenties – , maar ook de uitdagingen voor de toekomst: de divergenties en de punten voor nadere studie. Juist omdat de divergenties niet onder het tapijt werden geveegd, maar expliciet gemaakt, is duidelijk waar de uitdagingen liggen. Ik vraag mij af of deze methode niet vruchtbaarder is dan de consensusmethode, die sinds een kleine twintig jaar in de Wereldraad van Kerken gebruikelijk is. Die laatste leidde in mijn beleving steeds meer tot compromisteksten die uiteindelijk niet verder helpen. Al gaat het bij de Wereldraad vaak om multilaterale dialogen. Dat maakt wel verschil. Wat de inhoud betreft, is het curieus te zien dat het Doopsgezinde vredesgetuige- nis, in amper 5 pagina’s weergegeven in het document, geleid heeft tot de belangrijkste bewustwording aan katholieke zijde over het centrale ecclesiolo- gische belang van het vredesgetuigenis: de kerk is intrinsiek geroepen vrede te stichten. Dat is een prachtige gezamenlijke conclusie, waar niet alleen Doopsgezin- den en Rooms-katholieken, maar alle christenen blij mee kunnen zijn. Door de extra paragraaf 2C over Onze verplichting tot vrede, door de titel en door de in de Ne- derlandse editie toegevoegde waardevolle Introductie en Nabeschouwing is het rapport vooral een uitnodiging tot verdere doordenking van het vredesgetuigenis geworden. En daarmee zeker ook oecumenisch van belang. Maar het roept ook meteen de vraag op: hoe verder? Hoe maken we dit concreet binnen – en liefst ook buiten – de kerken? Dat is bepaald niet gemakkelijk, zoals de toch heel beperkte spin-off van het rapport in de afgelopen jaren laat zien. In par. 214 bijna aan het slot van het rapport wordt wel een aantal concrete suggesties gedaan voor gezamenlijke studie en samenwerking in dienstverlening, zoals in ge- zamenlijke initiatieven voor vrede en gerechtigheid. Een deel ervan gebeurt al, zoals deelname aan de Week van Gebed voor de Eenheid van de Christenen. Uit de dialoogervaring blijkt, denk ik, ook het nut van goed voorbereide en eerlijke ontmoetingen tussen verschillende groepen van mensen uit verschillende kerken

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=