Perspectief 2020-49

2020-49 Godsdienstvrijheid in het Midden-Oosten 49 1.7. Enkele constituties Eerst wat algemeen, enkele constituties. In Syrië is in 2011 de oorlog begonnen. In 2012 is voor de nieuwe grondwet gestemd; de mensen hebben kunnen kiezen en die grondwet is aangenomen. De preambule is dat Syrië een deel is van de Arabische natie. Artikel 3 luidt: de godsdienst van de president van de republiek is de islam. Een christen kan dus geen president worden. En dan is ook van belang dat de islamitische jurisprudentie een belang- rijke bron van wetgeving is - één belangrijke bron van wetgeving. We zullen straks zien bij andere wetgeving, bijvoorbeeld in Iran, dat ze de belangrijkste bron van wetgeving is – wat natuurlijk een enorm verschil is. De staat zal, volgens hetzelfde artikel 3, alle religies respecteren en de vrijheid garanderen dat alle rituelen, alle godsdienstuitoefeningen, ver- richt kunnen worden op voorwaarde dat ze de publieke orde niet schaden. Het personeel statuut van de godsdienstige gemeenschappen zal beschermd worden en gerespecteerd. Christelijk persoonlijk recht wordt erkend door de staat. Artikel 9 garandeert de culturele diversiteit van de Syrische maatschappij met alle componenten. Componenten is een term waarmee eigenlijk alle religieuze gemeenschappen ook bedoeld worden. Artikel 26 zegt: de burgers zijn gelijk wat de publieke functies betreft. En in Syrië weten we dat dat altijd het geval is geweest; behalve president zijn de hoogste functies in de staat door christenen bekleed geweest. Artikel 33 zegt: burgers zijn gelijk wat rechten en plichten betreft, zonder discriminatie op grond van geslacht, op grond van origine, op grond van taal, religie of geloofsbelijdenis. Nemen we ter vergelijking Egypte, dat ook een nieuwe grondwet kreeg in 2012. Daarin staat dat de islam de staatsgodsdienst is, een bepaling die in Syrië niet bestaat. De sharia, de islamitische wet is in Egypte de belangrijkste bron van wetgeving. En daarbij is het belangrijk dat die sharia soennietisch is, want er is natuurlijk ook een sji`ietische sharia. De discriminatie, als je in dit geval van discriminatie kunt spreken, is niet alleen ten aanzien van de christenen, maar is ook ten aanzien van andersdenkende mos- lims. Daar staat tegenover dat er vrijheid van eredienst is voor de geopenbaarde godsdiensten. Dat is ook interessant: voor de geopenbaarde godsdiensten . De joden en de christenen hebben recht op de vrijheid van eredienst. Dat zijn precies de categorieën waar- voor dat dhimma-statuut toepasbaar was. Dus een hindoe in dit systeem heeft geen vrijheid van godsdienst, hoewel historisch gezien dat dhimma-systeem heel soepel met die andersdenkenden is omgegaan.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=