Perspectief 2020-49

28 Prof. dr. Peter-Ben Smit Perspectief 4. Conclusie Het bovenstaande geeft aanleiding tot de volgende conclusies. Gemeinsam am Tisch des Herrn geeft grote aandacht aan exegetische, met name nieuwtestamentische, gegevens. Dat dit voor een oecumenische dialoog heel vruchtbaar kan zijn (en bovendien bij een algemeen wenselijke Bijbelse fundering van theologie hoort) laat het document keer op keer zien. Zoals hierboven onder ‘oecumenische waardering’ beschreven worden in de bijbels-theologische synthese met betrekking tot de maaltijd van de Heer veel confessio- nele eenzijdigheden vermeden en veel liturgische en theologische verbanden op een overtuigende manier voor het voetlicht gebracht. Tegelijkertijd is er kritiek mogelijk. Deze is in eerste instantie hermeneutisch van aard: wat is nu precies de plek van het Nieuwe Testament in het theologische geheel van dit docu- ment? Is het de reine bron, waarna er alleen nog maar sprake kan zijn van verval? Of is het een oorsprong waarvan de inhoud zich in de loop van de traditie verder ontvouwt? Ten- minste in het exegetische gedeelte is dit niet helemaal helder. Ten tweede is er de vraag van de verhouding van de ‘heilige maaltijd’ en de kerk: is de maaltijd één van de vele dingen die de kerk doet, of is het door het vieren (van de maaltijd) dat de kerk performatief tot stand komt (of met het dubbele dictum van de Lubac: “ l'Église fait l'eucharistie ” en “L 'eucharistie fait l'Église ”). 22 Historisch en ritueelwetenschappelijk spreekt er veel voor het laatstgenoemde, dat natuurlijk ook systematisch-theologisch hoge ogen gooit. Ten derde speelt de kwestie rondom vorm en inhoud. Zoals hierboven is laten zien, worstelt het do- cument met verschillende vormen van verschil en eenheid (sommige verschillen en overeenkomsten worden wel genoemd, andere niet), terwijl het dan toch concludeert dat allerlei verschillen mogelijk zijn en niets de gave van Christus in de weg mag staan. Nu mag dat laatste wel waar zijn, maar in het Nieuwe Testament wordt dat wel degelijk ook verbonden aan vragen van (rituele) vormgeving. De gedachte dat het op dit punt ‘vrijheid, blijheid’ was, zolang het maar om de gave van Ch ristus ging, is historisch en exegetisch simpelweg niet houdbaar. En als dat normatief is, geldt dat voor vandaag de dag ook. Ten vierde is er het punt van het ambt, waar het document weinig helder over is, op de keper beschouwd, het ambt is er, maar wat het nu precies is en welke betekenis het heeft voor de maaltijd blijft wat in de lucht hangen; vermoedelijk is die vraag ook niet op grond van

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=