Perspectief 2020-47

38 Prof. dr. Leo Koffeman Perspectief 4.2 Regionaal Hoe functioneert de classicale vergadering? Deze had en heeft vooral taken die te maken hebben met gemeenten en met predikanten. Voor zaken als het fuseren van twee ge- meenten was tot voor kort toestemming nodig van de classicale vergadering (of veelal van haar bestuur, het ‘breed moderamen’). Op dit gebied is de kerkorde in 2018 ingrijpend gewijzigd: kerkenraden hebben meer vrijheid gekregen. Toestemming was ook nodig – en is nog steeds nodig – voor tal van besluiten met betrekking tot de positie van predikanten: ze worden beroepen met instemming van de classicale vergadering, en die instemming is ook nodig als bijvoorbeeld de werktijd wordt aangepast, of als er maatregelen moeten worden genomen omdat een predikant niet goed functioneert. De basisregel is dat kerkenraden in een classis (een regio binnen de kerk) ambtsdragers afvaardigen naar de classicale vergadering. Tot 2018 was dit inderdaad de regel binnen de PKN. In de praktijk functioneerde dit stelsel echter niet erg goed. Veel kerkenraden lieten zich zelden of nooit vertegenwoordigen in de classicale vergadering, met als gevolg dat soms zelfs het voor het nemen van besluiten kerkordelijk verplichte minimum van aanwe- zigheid van de helft van de leden niet werd behaald. Uiteraard leidt zoiets tot frustratie bij degenen die wél verantwoordelijkheid nemen, veelal wat oudere ambtsdragers. In 2018 werd mede daarom een ingrijpende structuurwijziging doorgevoerd. Tot die tijd waren er 74 classes (regio’s). Door samenvoeging is dat aantal teruggebracht tot elf. Dat betekent ook dat niet alle kerkenraden meer een ambtsdrager afvaardigen. Bij een vacature in de classicale vergadering kan een kerkenraad een kandidaat stellen, en als er meer kandida- ten dan vacatures zijn, worden er verkiezingen gehouden waarbij elke kerkenraad in een ‘ring’ (een district binnen de classis) een stem mag uitbrengen. 4.3 Landelijk Op landelijk niveau kent de PKN dus de generale synode. Na de Tweede Wereldoorlog is het landelijk kerkelijk apparaat tot de jaren zeventig sterk gegroeid: de gemeenten hadden op gebieden als zending, werelddiaconaat, gemeenteopbouw, jeugdwerk en dergelijke behoefte aan meer ondersteuning. Landelijke Dienstencentra van toen nog drie afzonder- lijke kerken namen steeds meer mensen aan, onder verantwoordelijkheid van de generale synode. Na 1970 zette echter in de kerken de krimp in, qua ledental en qua financiën, in

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=