Perspectief 2019-45

2019-45 Thema – Gemeenschap en Andersheid Teksten symposium 17 mei 2019 in Utrecht Prof. dr.Heleen Zorgdrager 27 substantie (GA 54). In hun Godsleer zou het persoon-zijn absoluut voorop gaan. De oor- zaak van de Triniteit kan maar aan één persoon worden toegekend. Als de drie personen Vader, Zoon en Geest tegelijkertijd de archè van het goddelijk zijn waren geweest, zou er in God niet Een zijn maar uiteindelijk alleen Velen (GA 55). Door de Vader als oorzaak van de Triniteit te erkennen, is het samengaan van het Ene en het Vele in het goddelijk zijn gewaarborgd (GA 55). Dan is er persoonlijke vrijheid in het goddelijk zijn. Tegelijk stelt Zizioulas dat het niet zo is dat de Vader in eenzaamheid dit persoon-zijn beleeft. Want in zijn hoedanigheid van radicaal anders-zijn kan de Vader niet begrepen worden zonder de andere personen (GA 56). De Vader kan nog niet voor een ogenblik begrepen worden zonder de Zoon en de Geest, en datzelfde geldt voor de Zoon en de Geest in hun relatie tot de Vader en tot elkaar (GA 26). Maar ontologisch gaat het persoon- zijn van de Vader aan alles vooraf. Persoon-zijn van de Zoon en de Geest komt in een asymmetrie tot stand. Deze asymmetrie in het worden van persoon vinden we ook op menselijk niveau. In de Triniteit is de Vader groter omdat hij anderen voortbrengt met een volledig en gelijke ontologische status. Voor de mens als beeld van God geldt ook dat de ander die mij in liefde als persoon voortbrengt ‘hoger’ is (GA 172-177). Adam wordt tot persoon geroepen door God. Adam is de ‘oorzaak’, de ‘vader’ van ieder van ons. Adam staat met dit vaderlijke persoon-zijn garant voor de andersheid in eenheid binnen de mensheid (in relatieve zin). Persoonlijke andersheid is per definitie asymmetrisch of hiërarchisch. We ontvangen het anders-zijn als een gave van liefde door iemand anders die ‘hoger’ is, dat wil zeggen on- tologisch aan ons voorafgaat. Andersheid ‘bezoekt’ ons, en roept ons op particulier en uniek te zijn (GA 64). Dat maakt ons vrij om ook in anderen het persoon-zijn te eerbiedigen en tevoorschijn te roepen. 4. Het probleem van de monarchie van de Vader Zizioulas’ visie dat de Vader als de ‘oorzaak’ gezien moet worden van de Zoon en de Geest heeft veel stof doen opwaaien. Het is minstens opmerkelijk en het heeft iets koppigs dat, in een tijd waarin de theologische avant-garde en ook de brede oecumene bijna alle kaar- ten zet op de rol van de Geest, Zizioulas het persoon-stichtende werk van de Vader met

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=