Perspectief 2019-45

Perspectief 26 In gesprek met Ioannis Zizioulas als oecumenisch theoloog 3. De notie van persoon-zijn in de Triniteitsleer en antropologie Mensen in onze laatmoderne cultuur kunnen terugvallen op de geslotenheid van de groep of raken geglobaliseerd ontworteld in een individualisme zonder verbondenheid. David Goodhart spreekt in dit verband wel over ‘somewhere people’ en ‘anywhere people’. 3 Als ik Zizioulas goed beluister komt geen van beide types helemaal tot zijn bestemming als mens. Hij stelt dat onze tijd een visie op gemeenschap nodig heeft waarin organisch plaats is voor andersheid en de ander. Theologie kan daar een wezenlijke bijdrage aan geven (GA 32). Theologie kan namelijk antwoord geven op het kernprobleem: hoe kunnen gemeen- schap en andersheid ooit met elkaar worden verzoend (GA 17)? Centraal in die visie op gemeenschap die-plaats-geeft-aan-andersheid staat de notie van persoon. Het persoonsbegrip wordt naar twee richtingen ontwikkeld die onderling nauw samenhangen: aan de ene kant in relatie tot de Triniteitsleer, aan de andere kant in relatie tot de Eucharistie waarin gemeenschap, koinonia , zichtbaar en ervaarbaar wordt. Hoe gemeenschap en andersheid met elkaar verzoend kunnen zijn, kunnen we aflezen aan de Triniteit. In God die gemeenschap is, heeft andersheid een ontologische status. God is niet eerst één en daarna veel. Het Westen begint altijd met de ene God en gaat daarna over op de Triniteit, terwijl het Oosten precies de omgekeerde weg volgt (GA 54). Bij Au- gustinus gaat de substantie ( divinitas ) als uitdrukking van goddelijke eenheid vooraf aan de persoonlijke relaties in God. Voor het Oosten is God niet veel in één-zijn, maar is God één in veel-zijn. Andersheid, stelt Zizioulas, is in de eenheid van het goddelijk zijn ingebouwd. Dat vraagt er volgens hem om dat er een persoonlijke oorzaak moet zijn in het goddelijk zijn waaruit heel dat goddelijk zijn voortkomt. Dat is de persoon van de Vader als de ‘oorzaak’ van de Zoon en de Geest (GA 28). De Vader is in deze visie de particuliere persoon die de vrijheid heeft om anders te zijn en anders-zijn te genereren (GA 28-29). Zizioulas steunt voor deze visie op zijn lezing van de Cappadocische theologen, met name op Gregorius van Nazianze en Basileus de Grote. Doorslaggevend is dat zij de goddelijke monarchia (dat betekent hier niet ‘alleenheerschappij’ maar het ‘ene principe’, de ‘oorsprong’, dat waaruit het god- delijk zijn voortkomt) verbinden met de persoon van de Vader en niet met de goddelijke

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=