Perspectief 2019-43

Perspectief 38 ‘De werkelijke tegenwoordigheid’ p. drs. Leo van der Klaauw a.a. In de oecumenische gesprekken over de Eucharistie / Heilig Avondmaal gaat het vaak over de betekenis van het katholieke woord ‘transsubstantiatie’. De kernvraag is eigenlijk: wat bedoelen we precies met de aanwezigheid van het Lichaam en het Bloed van de Heer ‘onder de gedaanten van brood en wijn’. Wat is het wel, wat is het niet? Hoe kunnen we in onze 21 ste eeuw dat aloude woord ‘transsubstantiatie’ verstaan? Ja, wat is nu toch die ‘sub- stantie’ die verandert? Ook als we zeggen dat die verandering uniek is, en een geloofsgeheim, dan mogen we toch vragen naar betekenis van de woorden die gebruikt worden. Bovendien kunnen geloofswaarheden nooit tegen het verstand ingaan (tegen een gezonde logica). 1. Wat maakt ‘brood’ tot ‘brood’? Als omschrijving van de substantie (of het wezen) van brood wordt traditioneel gezegd: dat is wat brood tot brood maakt. In de moderne natuurwetenschap zeggen we dan: wel, het zijn de zetmeelmoleculen samen met water enz. die brood tot brood maken. Veran- deren die bij de instellingswoorden van de consecratie? Geen gezonde theoloog die dat zal beweren. Bij voorbaat mag men zeggen: een laboratoriumonderzoek na de consecra- tie van brood en wijn zal eenvoudig tot resultaat hebben: er is niets veranderd, er is nog altijd brood en wijn. Elke wetenschap heeft zijn eigen taal die samenhangt met de ge- bruikte methode, een eigen ‘taalspel’. Binnen het taalspel van natuur- en scheikunde zal men bij voorbeeld nooit het woord ‘leven’ tegenkomen. Vanuit de natuurwetenschap mag en moet men zeggen: na de consecratie is er eenvoudig brood en wijn. En als ik na de kelkcommunie achter het stuur van mijn auto ga zitten, dan moet ik weten dat ik alco- hol gedronken heb. Probeer bij een politiecontrole maar te zeggen: Nee, ik heb alleen het H. Bloed genuttigd!

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=