Perspectief 2018-41

Perspectief 30 Dr. Anton ten Klooster Er zijn vele manieren om de zaligsprekingen te duiden. Zo worden ze soms passief verstaan, als beschrijving van verschillende situaties waarin een mens zich kan bevinden. De paus kiest echter voor een interpretatie die benadrukt dat een gelovige er voor kan kiezen om te leven naar de woorden van de zaligsprekingen. De beste illustratie van dit gegeven is de uitleg van “zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden”. Gaat het hier om mensen op de bodem van de put die opgebeurd moeten worden? Of worden hiermee de leerlingen op verdere afstand gezet van de wereld? Dat laatste is bijvoorbeeld de interpretatie van Dietrich Bonhoeffer, die bij deze woorden noteert: “Met elke verdere zaligspreking wordt de kloof tussen de discipelen en het volk dieper. Steeds zichtbaarder worden de discipelen weggeroepen. (…) Zij zien dat het schip waarop feestgedruis klinkt reeds lek is.” 19 De paus ziet het treuren ook als iets dat ingaat tegen een maatschappelijke stroom die de nadruk legt op vermaak, plezier en afleiding. Maar de treurenden drijven niet weg van de samenleving. Zij hebben oog voor het lijden dat de wereld niet wil zijn, en voelen compassie voor hun naaste. Zij treuren omdat ze in de samenleving staan en scherper dan anderen zien dat naasten lijden. 20 Voor elk van de zaligsprekingen is een dergelijke beschouwing te schrijven. De kern van Franciscus’ aansporing is dat Jezus in deze woorden “met grote eenvoud uitlegt wat het betekent om heilig te zijn (...) De zaligsprekingen zijn de identiteitskaart van de Christen. Dus als iemand vraagt ‘wat moet ik doen om een goed Christen te zijn?’, dan is het antwoord helder. We hebben te doen, ieder op zijn eigen manier, wat Jezus ons gezegd heeft in de Bergrede”. 21 In een paar zinnen zet de paus een optimistische visie neer: we zijn geroepen tot heiligheid, en we kunnen die weg ook gaan omdat we een concrete gids gekregen hebben. Een oecumenische lezing van de zaligsprekingen zou kunnen beginnen met een open uitwisseling over de vraag of de Bergrede een plaats heeft in ons denken over wat het betekent een ‘goed mens’ te zijn. En, zo ja, of we die woorden dan als haalbare kaart zien of vooral als een herinnering aan ons eigen tekort. De uitleggeschiedenis van de Bergrede suggereert dat katholieken zich sneller zullen thuis voelen bij de eerste uitleg en protestanten bij de tweede. Zien we dat ook terug in onze gesprekken? En als dat niet zo is, wat zegt dat over de bronnen waar we uit putten voor ons geestelijk leven?

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=