Perspectief 2017-38

Perspectie 66 En nu verder: de toekomst van de oecumene Peter Ben Smit Inleiding Dames en heren, Het is een mooi thema dat u voor me bedacht heeft: de toekomst van de oecumene. Het roept bij mij gelijk eerste reactie wakker: - Waarom deze vraag? Is het een vraag dan? Het sluit wel erg aan bij teleurgesteld spreken over een oecumenische winter of winterslaap. Moet ik gaan zeggen dat dat toch niet helemaal waar is? Wat voor ervaring en verwachting zit erachter? - Op welk niveau ligt deze vraag? Ik kan hem heel algemeen opvatten en dan zijn we redelijk snel klaar: de toekomst van de oecumene, de bewoonde wereld en ook de wereld van de kerken, ligt in Gods hand die de gehele kosmos tot zijn voleinding zal voeren. Dat af en toe benadrukken vind ik zelfs zinnig: eenheid is als uitdrukking van verzoening immers een geschenk van God dat zich alleen laat ontdekken, maar nooit door mensen maken! - Wat wordt er van me verwacht? Moet ik gaan schetsen hoe ik de toekomst zie? Met een stappenplan, SMART opgezet, met doelen voor de korte, middellange en lange termijn – en een budget natuurlijk? Moet ik de ‘jongere generatie’ theologen vertegenwoordigen (ondertussen nader ik ook de veertig) in dit geheel en zo de oecumenische toekomst belichamen? Ik vermoed dat alle drie de aspecten wel een rol speelden bij de vraag aan mijn adres – en ik kan me ook voorstellen dat ze voor u allen een rol spelen. De vraag naar de toekomst van oecumene hangt daarbij samen naar die andere vraag die je in kerkelijk Nederland steeds hoort: de vraag naar de toekomst van de kerk en de kerken überhaupt, waarop

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=