Perspectief 2017-37

Perspectief 4 Hubertus Blaumeiser toekomst. Het gaat nu om een heroriëntering, een paradigmawissel zelfs, een radicale koerswijziging.In verband met deze koerswijziging zou ik drie perspectieven willen benoemen, die in de korte tijd die me ter beschikking staat niet meer kunnen zijn dan drie denkimpulsen – suggesties om over na te denken, maar vooral om te beleven. Daarbij doe ik met name een beroep op het charisma en de spiritualiteit van Chiara Lubich. De coreferenten zullen daarna verdere impulsen brengen. 1. Eenheid in verscheidenheid is niet iets dat wij kunnen ‚maken‘, maar een gave van God; niet mensenwerk maar genade. In feite gaat het er niet om dat we eenvoudigweg zeggen: „Laten we vriendelijk zijn voor elkaar en laat ieder rustig zijn eigen weg gaan!“ De oplossing is ook niet een losse federatie of zelfs een Kerk in eenvormigheid die er overal hetzelfde uitziet, overal dezelfde taal spreekt en maar één enkele theologie kent. Veeleer is het doel: Verscheidenheid in eenheid en eenheid in verscheidenheid, naar het beeld van de Drie-eenheid, in de betekenis van het gebed van Jezus: „Opdat zij één zijn zoals wij” (Joh. 17, 22). Juist hier ligt het geheim van het mystiek Lichaam: onderscheiden ledematen, die toch één geheel vormen en samen Christus presenteren. In wederzijdse waardering en in radicale solidariteit, en meer nog: in volle gemeenschap met elkaar: „Wanneer één lichaamsdeel pijn lijdt, lijden alle andere mee; wanneer één lichaamsdeel met respect behandeld wordt, delen alle andere in die vreugde” (1 Kor. 12, 26). Een zodanige eenheid, die het kenmerk in zich draagt van de Drie-eenheid – reële eenheid in reële verscheidenheid, waarin elk lid ook het geheel omvat – is in het getuigenis van de Schrift en volgens de spiritualiteit van Chiara Lubich alleen mogelijk in Christus en vanuit Christus. 2 Deze eenheid is geen project dat door ons tot stand moet worden gebracht, 2 Vgl. daartoe ook Martin Luther. Drie in een zijn: dat is voor een schepsel niet mogelijk! Dat schrijft hij dienovereenkomstig in zijn Tweede Psalmenuitlegging. Und zugleich vertritt er doch die Auffassung: „ Wenn so Gott durch Christus in uns herrscht, dann gehört alles Gott und nichts ist unser, so dass niemand den anderen beneiden kann, keiner sich gegenüber dem anderen aufblasen kann, keiner weniger oder mehr als der andere hat [...]; alles und das eines jeden gehört nämlich allen wegen dieses Einen: wegen des Glaubens und des einen Wortes und des einen Reiches und des einen Herrn” (WA 5, 668). In den Reihenpredigten von 1528 heißt es nicht weniger ausdrucksstark zu Joh 17, 11: „ Kurzum,

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=