Perspectief 2015-28

Perspectie 30 Joris Van Ael Vanaf het einde van de vierde en het begin van de vijfde eeuw echter duikt het portret van Christus op dat wij kennen: met lang samengeknoopt haar, een baard: een Palestijnse rabbi. (Dit is de tijd dat op verschillende plaatsen de ‘acheiropoiètoi’ (niet met handen gemaakte [beeltenissen]), de ‘Vera Icona’ of ware beelden van Christus opduiken) Ook groeit de interesse voor het authentieke portret van de apostelen en de grote heiligen zoals Basilius, Chrysostomus, de H.H. Cosmas en Damianus e. a. Tevens ontstaan in die periode, toen men vrij kon reizen en pelgrimeren, rond de heilige plaatsen (die de historische werkelijkheid van de menswording in het licht stellen) de eerste historiografische weergaven van de gebeurtenissen uit Jezus’ leven. Om het volmaakte in het licht te stellen De theologische waarde van het concrete menszijn van Christus wordt steeds meer ingezien en vindt een neerslag én een bekrachtiging in artikel 82 van het Concilie in Trullo, een concilie gehouden te Constantinopel in 692 om bepaalde praktische problemen die onopgelost waren gebleven uit te klaren. Artikel 82 toont hoe de Kerk kiest voor de voorstelling van het ware gelaat van Christus en deze verkiest boven de symbolische voorstellingen als bijvoorbeeld die van het lam. De tekst luidt als volgt: ‘Daarom, om het volmaakte in het licht te stellen van allen, zij het met behulp van de schilderkunst, vaardigen wij uit dat van nu af, Christus onze God, voorgesteld zal worden in zijn menselijke vorm en niet in de vorm van het vroegere lam. Door dit menselijke beeld van Christus onze God verstaan wij de verheffing van de nederigheid van God het Woord en worden wij gebracht tot de herinnering van zijn leven in het lichaam, zijn lijden, zijn heilbrengende dood en tevens aan de redding van de wereld.’ Niet lang hierna begonnen de moeilijkheden rond de icoon. IV. Het iconoclasme A. De argumenten van de iconoclasten Toch blijft er latent huiver en weerstand bestaan rond deze realistische voorstellingen, huiver om het gelaat van de Heer te banaliseren, weerstand om het mysterie uit te vlakken. Deze huiver en vele andere redenen lokten de crisis van het iconoclasme uit. Wellicht was er ook invloed, vooral in de oostelijke provincies van het keizerrijk, vanuit het Jodendom

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=