Perspectief 2015-27

2015-27 ‘Fere Omnes’ – Bijna allen 21 Reag eer moet zeggen, dat de verschillende theologische formuleringen elkaar dikwijls veeleer aanvullen dan uitsluiten (ita ut tunc variae illae formulae non raro potius inter se compleri dicendae sint quam opponi) ’ (UR 17). Laat het duidelijk zijn: deze passage komt uit het hoofdstuk over de oosterse Kerken. Ze heeft betrekking op de theologische controverses uit de tijd van bijvoorbeeld het Concilie van Efese (431) en het Concilie van Chalcedon (451). In toepassing van deze passage ondertekenden de paus en meerdere patriarchen van oud-oosterse Kerken na het Concilie een zogenaamde ‘christologische verklaring’, waarin telkens dezelfde constatering voorkomt: hoewel onze theologische formuleringen om historische redenen verschillen, delen we in feite hetzelfde geloof in Jezus Christus 17 . Volgens dat principe zou men naar mijn mening ook het probleem van het ‘filioque’ met de orthodoxe Kerken tot een goed einde kunnen brengen. Het spreekt bovendien voor zich dat het onderscheid tussen het ‘geopenbaarde mysterie’ en de ‘verschillende formuleringen ervan’ ook van toepassing kan zijn buiten het Oosten, met name in de dialoog tussen de katholieke Kerk en de Kerken en kerkelijke gemeenschappen uit de Reformatie 18 . Voor het Concilie was het blijkbaar nog een stap te ver om dat onderscheid toen al met de oecumenische dialoog in het Westen te verbinden. Kerken en kerkelijke gemeenschappen in het Westen Een eerste en belangrijke vaststelling is deze: dat de taal die Unitiatis Redintegratio gebruikt voor de Kerken en kerkelijke gemeenschappen in het Westen bijzonder positief is. Op een tactvolle manier proberen de concilievaders elementen uit het theologische, spirituele en kerkelijke erfgoed van de Kerken en kerkelijke gemeenschappen in het Westen naar voren te halen, elementen waarvoor de katholieke Kerk de passende waardering moet opbrengen. Bovendien erkent de tekst dat de scheiding tussen onze tradities in het Westen plaatsvond in heel complexe historische omstandigheden. Die scheidingen waren niet zomaar het gevolg van een kwaadwillige opzet om met elkaar te 17 Cfr. de christologische verklaringen ondertekend door Paus Paulus VI en Paus Shenouda van de koptisch- orthodoxe Kerk (1973), Paus Paulus VI en Patriarch Mar Ignatius Jacob III van de Syrisch-orthodoxe Kerk (1971), door Paus Johannes-Paulus II en Patriarch Mar Dinkha IV van de Assyrische Kerk van het Oosten (1994). 18 Cfr. het begrip 'gedifferentieerde consensus' in de Gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardigingsleer, ondertekend door de Rooms-Katholieke Kerk en de Luthers Wereldfederatie, 1999.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=