Perspectief 2014-23

Perspectief Dr. Ton van Eijk 98 4 Resultaten Vooropgesteld moet worden dat op de de eerste van de vier eerder genoemde vragen, namelijk in hoeverre de indertijd uitgesproken veroordelingen werkelijk van toepassing waren, geen simpele antwoorden gegeven kunnen worden. Het gaat zeker niet aan te zeggen dat die veroordelingen allemaal op een misverstand berusten of dat men in de 16 e eeuw alleen maar langs elkaar heen heeft gepraat. In feite valt het oordeel daarover in de LV -studie heel gedifferentieerd uit. In de inleiding en het eindrapport van GÖK worden de volgende typen onderscheiden: 13  er zijn inderdaad veroordelingen die op een misverstand berusten (bv. de canones 4 en 5 [ DH 1704-1705] over de onderdelen van het boetesacrament);  maar daarnaast zijn er veroordelingen van reformatorische zijde die zich niet tegen de verplichtende kerkelijke leer richtten maar eerder tegen theologische meningen die toen circuleerden;  ook zijn er veroordelingen die betrekking hebben op extreme of marginale posities van de tegenpartij die eerder persoonlijke meningen waren dan dat ze de kerkelijke leer vertegenwoordigden (can. 4-8 en 13-16 over de rechtvaardiging geven niet de positie van Luther weer);  verschillende veroordelingen hadden eenzijdig toegespitste formuleringen op het oog die niet de hele leer van de gesprekspartner weergeven. Ook het antwoord op de vraag in hoeverre de veroordelingen de huidige partner nu nog raken valt gedifferentieerd uit:  in sommige gevallen is dat inderdaad niet meer het geval;  in andere hebben nieuwe inzichten tot een hoge mate van wederzijds begrip ge- leid;  en tenslotte zijn er kwesties waarover nog geen consensus kan worden vastgesteld. Maar ook daar waar de veroordelingen in de 16 e eeuw al ten onrechte zo werden uitge- sproken is er geen reden ze uit het geheugen te wissen. Men zou de geschiedenis tekort doen wanneer men bijvoorbeeld van katholieke zijde een aantal Trentse canones, waarin 13 LV 1, 15-16 resp. 189.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=