Perspectief 2014-23

2014-23 Een herlezing van de door het Concilie van Trente en de Protestantse Belijdenisgeschriften uitgesproken veroordelingen 93 R eageer  de oecumenische dialogen, die hebben geleid tot een fundamentele overeenstem- ming in het geloof (‘Grundkonsens’) en tot convergerende inzichten in belangrijke geloofsthema’s die sinds de Reformatie omstreden waren. 2.2 Uitgangspunt voor de formulering van de opdracht was de vaststelling dat de in de lu- therse en gereformeerde belijdenisgeschriften en de door het concilie van Trente uitgesproken veroordelingen het gemeenschappelijk getuigenis van de kerken in de (in eerste instantie Duitse) samenleving in de weg stonden, en vervolgens de breed levende overtuiging dat die veroordelingen op de huidige partner niet meer van toepassing zijn. Dat zouden de betrokken kerken nu maar eens publiek moeten uitspreken. Daartoe was het nodig dat die veroordelingen zorgvuldig tegen het licht zouden moeten worden ge- houden. Dat was de eerste opdracht. Daar kwam nog een tweede opdracht bij, die als de keerzijde van dezelfde medaille werd beschouwd. Er waren zowel in Duitsland als daarbuiten al verschillende dialoogresultaten gepubliceerd waarin een groeiende convergentie van de verschillende standpunten zicht- baar werd. De commissie zou moeten nagaan in hoeverre de betrokken kerken zich deze teksten (in verkondiging en liturgie) al hadden eigen gemaakt (in vakterm: ‘gerecipieerd’). Ik heb niet de indruk dat de commissie een uitgebreid onderzoek naar die receptie heeft ingesteld. Maar in ieder geval moest zij, om te kunnen vaststellen of de positie van de partner niet langer die was welke men in de 16 e eeuw had veroordeeld, wel terdege kennis nemen van de in de oecumenische dialogen bereikte resultaten, die overigens maar zelden een volledige consensus laten zien. - Ik kom nog terug op de verhouding tussen het Lehrverurteilungen project en de zo genaamde consensusoecumene, waarin men langs de weg van de dialoog over omstreden thema’s tot zo groot mogelijke overeenstemming probeert te komen. 2.3 Methodisch heeft de commissie zich de volgende vier vragen gesteld:  tegen wie richt zich een bepaalde veroordeling of verwerping?

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=