Perspectief 2014-23

2014-23 De vernieuwing van catechese en catechismus in de Nederlanden ten tijde van het Concilie van Trente 67 Reag eer werden, kwam herhaaldelijk ook de catechese ter sprake. Door de Opstand had echter praktisch geen enkele van deze initiatieven een blijvende betekenis. Slechts op de synoden in het eerste decennium van de 17de eeuw werd een duurzame hervorming van de cate- chese bewerkt. Mechelse Catechismus In 1607 gaf het Provinciaal Concilie van Mechelen de opdracht een catechismus samen te stellen. In 1609 verscheen de eerste Mechelse catechismus; zoals bleek uit een commen- taar erop was die van de hand van Lodewijk Makeblijde, S.J. In 1623 verscheen een tweede redactie door G. de Pretere, S.J. Deze catechismus zou meer dan twee eeuwen in gebruik blijven. De indeling in vijf delen, nl. achtereenvolgens telkens een deel over geloof, hoop en liefde aan de hand respectievelijk van de 12 artikelen, het gebed (onzevader en wees- gegroet) en de 10 geboden, vervolgens een vierde deel over de 7 sacramenten en tenslotte een vijfde deel over de christelijke gerechtigheid met een bespreking van cata- logen van zonden en deugden en van de uitersten, verraadt overduidelijk dat de Mechelse catechismus sterk onder de invloed staat van Petrus Canisius, eveneens een jezuïet. Wanneer we naar de behandeling van de afzonderlijke themata kijken, dan blijkt bv. dat de Mechelse catechismus van 1623 zeer Tridentijns is wat betreft de leer over Schrift en Traditie: zo is er hier nog steeds sprake van ‘tradities’ in het meervoud, zoals in het desbe- treffende conciliedecreet. Daartegenover staat dat de behandeling van de leer over zonde en genade praktisch volledig uit de Mechelse catechismus van de 17de en 18de eeuw verdwenen is, wegens de grote meningsverschillen daaromtrent onder de katholieke the- ologen onderling 11 . Bij de bespreking van het eerste gebod is de behandeling van het bijgeloof relatief uitvoe- rig; de Mechelse catechismus wil duidelijk concreet ingaan op de socio-culturele realiteit van de eigen tijd, waarin de onder het volk wijd verspreide magische praktijken - vooral het bestrijden van (vermeende!) toverij met toverij - voor de Kerk een groot probleem was. 11Marcel Gielis, 'De leer over natuur, zonde en genade. Een lacune in de contrareformatorische cate- chese?', in: Geloven in het verleden. Studies over het godsdienstig leven in de vroegmoderne tijd, aangeboden aan Michel Cloet, red. Eddy Put, Marie Juliette Marinus en Hans Storme, Leuven: Universitaire Pers, 1996, p. 65-87.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=