Perspectief 2013-22

2013-22 Het mysterie in beeld in de katholieke traditie 43 R eageer publiek plaatsvinden en dat het stuk daardoor tot ‘believed-in’ theater wordt. 17 De kunste- naars vertellen over hun persoonlijke ervaringen met deze geestelijke tekst. Ze brengen hun eigen spirituele zoektocht in verbinding met deze productie en maken bij de toe- schouwers veel reacties los over gelovig en ongelovig leven. Ik heb de spirituele zoektocht van de kunstenaars en de ervaringen die toeschouwers met deze productie hebben op- gedaan uitvoerig beschreven. 18 Inhoudelijk gaat het in deze productie om een dialoog tussen de ziel en haar voedster, de Heilige Schrift. Zeven dagen lang verblijft de ziel in de binnenkamer van de beschouwing en af en toe komt de voedster bij haar om met haar te spreken. Stap voor stap leidt de voedster de ziel tot de Godsontmoeting. Telkens als de ziel de tegenwoordigheid van God proeft, trekt de voedster zich terug opdat de ziel de intimiteit met God ongestoord kan genieten. De momenten van Godsontmoeting worden beschreven door een mystagoog, die uitlegt wat er met een mens gebeurt, die steeds dichter bij God komt. In het werk van Albrecht versmelten kunst en religie. Beide zijn niet meer van elkaar te scheiden. Geïnspireerd door de traditie en in dialoog met de traditie maakt haar ensemble er zich vrij voor om God authentiek in het hier en nu opnieuw te zoeken en te ontmoeten. Natuurlijk is de schouwing van God niet ‘af te dwingen’. De kunstenaars zijn afhankelijk van het genademoment waarin het mysterie zichzelf mededeelt. Naar dit moment zijn Albrechts producties onderweg. De weg er naartoe is in onze tijd niet langer een privilege van de clerus of van religieuzen. De weg wordt op een serieuze en authentieke wijze ook gegaan door kunstenaars en dat is, zo ik meen, een grote verrijking van de katholieke traditie in onze tijd. 17 Richard Schechner, Magnitudes of performance. In: Richard Schechner, Willa Appel (eds.), By means of performance: Intercultural studies of theatre and ritual . Cambridge, 1990, blz. 39-41 18 Zie noot 16.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=