Perspectief 2009-6

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 6, december 2009 2 gaan staan, zo ze niet, assertief en gewapend, de confrontatie met elkaar hebben gezocht. Dit ondanks de bede van hun grondlegger, dat zijn volgelingen elkaar niet zouden loslaten maar in staat zouden zijn – in staat zouden worden gesteld - om onderling dezelfde eenheid te bewaren, die de relatie van Hem, Jezus Christus, met zijn hemelse Vader kenmerkte. Uit die bede kan niet worden afgeleid dat het bewaren van de eenheid in een religieuze traditie een sinecure is. Integendeel. Dat er om moet worden gebeden wijst er op, dat het niet vanzelf komt aanwaaien. De situatie waarin de Schrift de bede situeert laat dan ook al haarscheurtjes en breuklijnen zien. Vanaf het begin van deze godsdienstige traditie is er de spanning tussen twee aspecten. Enerzijds de belijdenis, dat de Christus één is en ongedeeld en met de zijnen één lichaam vormt, waarvan alle onderdelen, met hem en elkaar, een organisch en harmonieus geheel vormen. Anderzijds zijn er de praktijk van alledag en het verloop van de geschiedenis, waarin het begrip van wat de navolging van Christus inhoudt en eist, uit elkaar zijn gevallen in fragmenten. Verschillende accenten en benaderingen, die maar moeizaam als elkaar aanvullend en versterkend waren te beschouwen. Die dus ook maar moeilijk in hetzelfde concrete verband waren bijeen te houden. En als dat verband zelf al niet de reden werd, om elkaar in de steek te laten. Door de volgelingen zijn verschillen in de visie op Jezus en zijn navolging, om de meest uiteenlopende redenen, opgevat als tegenstellingen, geladen met aantastingen van de integriteit van het gedeelde geloof. Dus ook als legitieme redenen om de gemeenschap te versplinteren in meerdere fracties en partijen. In de evangelies is er de autoriteit van Jezus als tegenwicht tegen deze versplintering, al wordt ook Hij door velen, die aanvankelijk van zijn boodschap zijn gecharmeerd, in de steek gelaten als blijkt dat ze die anders hebben verstaan dan Hij die bij nadere uitleg te verstaan geeft. Vervolgens zijn er de apostelen, die bij hun opdracht om de gemeenschap van de volgelingen te bewaren, niet weinig worden gehinderd door de gevoelige verschillen, die zich tussen hen onderling aftekenen. Tenslotte is er de jonge, en vervolgens de iets oudere, en vervolgens de nog weer oudere kerk: ze staat steeds in diezelfde spanning. III Dat zijn dus de praktijk en geschiedenis: men droomt het ideaal van eenheid, maar raakt feitelijk verzeild in tegenstellingen en verdeeldheid. Is dat af te doen als een zaak van kwade trouw? Van foute keuzes, die alleen kunnen worden gerepareerd door goede keuzes? Is het een kwestie van een zwart-wit contrast tussen integriteit en verdorvenheid, tussen welwillendheid en kwaadaardigheid? Of is er aan beide zijden van de breuklijnen sprake van oprechte bedoelingen, integere oriëntaties en gelovige inzet, die, hoe menselijk, ook aan beide kanten van de breuklijnen, worden aangelengd met verborgen agenda’s vol private belangen en korte termijn doelen? Goede bedoelingen verzanden in averechtse praktijken. Alsof de duvel er mee speelt. Nee, alsof de mens er mee speelt. Je had het kunnen zien aankomen. Jezus had het kunnen zien aankomen en heeft dat, getuige zijn bede, waarschijnlijk ook gedaan. Nu kan de geschiedenis nog zulke onmiskenbare sporen vertonen van de te menselijke behoefte om het eigene te onderscheiden van het andere, om identiteit te positioneren in contrast met wat anders is en afwijkt, religie zou religie niet zijn, als ze niet juist de impact van het al te menselijke, op een of andere manier, effectief of symbolisch, zou trachten in te dammen en om te zetten in iets wat ze als idealer beschouwt. De geschiedenis van deze godsdienstige traditie, het christendom, wordt indringend gekenmerkt door partijvorming, verheerlijking van eigen positie en verkettering van wat daarvan afwijkt (of lijkt af te wijken). Maar even kenmerkend ervoor is, dat de droom wordt gekoesterd, om zich boven dit gewone, te menselijke gedoe te verheffen en zich te laten leiden door het buitengewone visioen van wat God wil. Religie en godsdienst zijn in de cultuurgeschiedenis, waarin ze hun

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=