Perspectief 2009-6

Perspectief, Digitaal Oecumenisch Theologisch Tijdschrift Katholieke Vereniging voor Oecumene, nr. 6, december 2009 19 consequenties hebben. Maar er is vreugde weggelegd voor degenen die over grenzen durven communiceren. Van Edinburgh 1910 naar Edinburgh 2010 Het erkennen van christenen en kerken uit het Zuiden en het leren verstaan van hun codes: dat is de les die de Westerse kerk de afgelopen honderd jaar stap voor stap heeft geleerd. Het was een strijd om het vermeende primaat van het Westerse christendom achter te laten, net zoals het een pijnlijk proces was om te erkennen dat de tijd van het Westerse Corpus Christianum voorbij is. In vele kerken en zendingsorganisaties is de afbrokkeling van een koloniale houding nog maar net begonnen. Maar voortdurend dalende ledenaantallen en een gevoel van apathie binnen de Westerse kerken staan in contrast met dynamiek en groei in Zuidelijke kerken. Dat zal er onvermijdelijk toe leiden dat Westerse christenen niet langer het alleenrecht op leiderschap binnen de Wereldkerk claimen. In 2010 is het honderd jaar geleden dat de beroemde World Missionary Conference te Edinburgh plaats vond. Missiologen hebben zich afgevraagd of een viering van dit moment gepast is. Per slot van rekening was Edinburgh 1910 een climax van Westerse, Protestantse missionaire zelfverzekerdheid. Het was vooral een vergadering van blanke, Westerse, Protestantse en mannelijke zendelingen en secretarissen van zendingsorganisaties. Daarmee representeerde Edinburgh 1910 slechts een klein deel van het wereldchristendom. Van de 1200 aanwezigen kwamen er slechts 18 uit niet-Westerse kerken. Rooms- katholieken en Orthodoxen waren niet van de partij. Bovendien werden de ‘inheemse’ christelijke gemeenschappen nog nauwelijks beschouwd als serieuze partners in de Missio Dei , de zending van God (een term die in 1910 nog niet in zwang was). De ‘jonge kerken’ werden beschouwd als handige verlengstukken van de Westerse roeping om de wereld te evangeliseren. De beelden voor de kerk die in Edinburgh werden gebruikt passen bij een tijd van koloniaal optimisme en hoop op snelle en grote resultaten. De kerk werd gezien als een onderneming of een leger dat op het punt stond grote overwinningen te behalen. De band tussen kerk en zending enerzijds en kolonialisme en imperialisme anderzijds was in deze tijd dan ook nauw. De kerken van het Zuiden herinneren de Westerse kerken telkens weer aan deze erfenis uit het verleden. 2 Daarom is een onkritische, ondoordachte viering van Edinburgh 1910 niet op zijn plaats. Wat wel past in het kader van Edinburgh 1910-2010 is een viering van de opkomst van de Wereldkerk. Misschien moeten we het scherper zeggen: een viering van het openen van Westerse ogen voor de Wereldkerk. Want het christendom is altijd al principieel wereldchristendom geweest: een geloof voor alle volken en alle culturen. Die visie is nooit helemaal afwezig geweest, bijvoorbeeld in de conciliaire nadruk van de Orthdoxe kerken. En ook op de Edinburgh-conferentie was deze oecumenische, wereldwijde visie prominent. Het ging tenslotte om de evangelisatie van de wereld . De eeuwen waarin het Westen heeft gedomineerd zijn eerder uitzondering dan regel in de geschiedenis van de Kerk. Nu begint de Westerse kerk zich dat weer te realiseren en wordt de kerkgeschiedenis door Westerse geleerden op meer oecumenische wijze herschreven, met meer aandacht voor kerken die voorheen als marginaal werden beschouwd. Ook kerkleiders beseffen dat Latijns Amerika, Afrika en Azië nu belangrijke centra van het christelijk geloof zijn, en niet langer alleen maar zendingsveld. 3 In de aanloop naar het eeuwfeest van Edinburgh hebben de organiserende instanties daarom òfwel gestreefd naar een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van christenen uit alle rassen, denominaties en landen (de oecumenische viering op de historische plaats van Edinburgh 1910) òfwel gekozen voor een symbolische plaats buiten 2 Bosch 1991, 334-339; Bevans and Schroeder 2004, 220-221 3 Walls 2006, 70-82

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=