Van Conflict naar Gemeenschap

90 HOOFDSTUKVI De tweede imperatief: lutheranen en katholieken moeten zich voortdurend laten transformeren door de ontmoeting met de ander en door het wederzijds getuigenis van het geloof. 241. Katholieken en lutheranen hebben door de dialoog veel geleerd en zijn gaan beseffen dat onderlinge gemeenschap verschillende vormen en gradaties kan hebben. Ten aanzien van 2017 moeten zij hun inspanning vernieuwen met dankbaarheid voor wat al bereikt is; met geduld en volharding, want de weg zou langer kunnen blijken dan verwacht; met een ijver die geen genoegen neemt met de bestaande situatie; met liefde voor elkaar ook in tijden van conflict en onenigheid; met geloof in de heilige Geest; met hoop dat de Geest Jezus’ gebed tot de Vader zal vervullen; en met oprecht gebed dat dit geschiede. De derde imperatief: katholieken en lutheranen moeten weer naar zichtbare eenheid streven, samen in concrete stappen uitwerken wat dit met zich brengt, en voortdurend dit doel voor ogen hebben. 242. Katholieken en lutheranen hebben de opdracht opnieuw het evangelie , het christelijk geloof en eerdere kerktradities voor hun medeleden te ontsluiten. Zij staan voor de uitdaging te voorkomen dat deze herlezing van de traditie vervalt in de oude confessionele tegenstellingen. De vierde imperatief: lutheranen en katholieken moeten samen de kracht van het evangelie van Jezus Christus herontdekken voor onze tijd. 243. Oecumenische inzet voor de eenheid van de kerk dient niet slechts de kerk maar ook de wereld, opdat de wereld gelove. De missionaire taak van de oecumene zal groter worden naarmate de religieuze pluriformiteit van onze samenlevingen toeneemt. Ook dit vergt herdenken en ommekeer. De vijfde imperatief: katholieken en lutheranen moeten samen getuigen van Gods genade in verkondiging en dienst aan de wereld. 244. De oecumenische reis stelt lutheranen en katholieken in staat samen de betekenis te waarderen van Maarten Luthers inzicht in en geestelijke ervaring van het evangelie van Gods rechtvaardigheid, die tevens Gods genade is. In het voorwoord tot zijn Latijnse werken (1545) schreef hij

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=