Van Conflict naar Gemeenschap

74 HOOFDSTUK IV autoriteit ontleent: hij is een ketter.”65 En Johannes Eck antwoordde Luther: “De Schrift is niet authentiek zonder de autoriteit van de kerk.”66 Het conflict over leerstellige kwesties (de juiste uitleg van de aflaat, berouw, en absolutie) werd al snel een conflict over autoriteit binnen de kerk. Bij een conflict tussen meerdere autoriteiten beschouwde Luther alleen de Schrift als ultieme rechter, omdat het een werkzame en machtige autoriteit was gebleken waar andere autoriteiten hooguit hun gezag aan ontleenden. 196. Luther zag de Schrift als het eerste beginsel (primum principium)67 waarop alle theologische stellingen direct of indirect gebaseerd moesten worden. Als professor, predikant, zielzorger en gesprekspartner bedreef hij theologie als een consistente en complexe Schriftinterpretatie. Hij was ervan overtuigd dat christenen en theologen de Schrift niet alleen moesten volgen, maar erin moesten leven en blijven. Hij noemde haar “de baarmoeder van God waarin hij ons concipieert, draagt en baart”.68 197. Volgens Luther is de juiste vorm van theologische studie een proces van drie stappen: oratio (gebed), meditatio (meditatie), tentatio (beproeving of test).69 Men moet de Schrift lezen in Gods aanwezigheid, in gebed, en de heilige Geest vragen om leraar te zijn; al mediterend op de woorden van de bijbel moet men aandacht hebben voor de situaties in het leven die vaak lijken te weerspreken wat wij daar vinden. In dit proces bewijst de Schrift haar autoriteit door die beproevingen te overwinnen. Zoals Luther zei: “Merk op dat dit de kracht van de Schrift is, dat zij niet verandert in degene die haar bestudeert, maar dat zij degene die haar liefheeft in haarzelf en haar kracht verandert.”70 In deze ervaringscontext wordt duidelijk dat een 65 Sylvester Prierias, Dialogus de potestate papae, in P. Fabisch, E. Iserloh (red.), Dokumente zur Causa Lutheri (1517–1521), bd. 1 (Corpus Catholicorum 41), Münster: Aschendorff 1988, 55. 66 Johannes Eck, Enchiridion locorum communium adversus Lutherum et alios hostes ecclesiae (1525–1543), red. P. Fraenkel (Corpus Catholicorum 34), Münster 1979, 27. 67 Vgl. WA 7, 97,16–98,16 (Assertio omnium articulorum, 1520). 68 WA 10/I,1, 232,13f. (Kerkpostille, 1522). 69 Vgl. WA 50, 595,5–660,16 (Voorwoord bij de Wittenbergse editie van Luthers Duitse Werken, 1539). 70 WA 3, 397,9–11 (Dictata super Psalterium; 1513–1515).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=