Van Conflict naar Gemeenschap

AMBT 65 ordinatieformulieren stond: “Het ambt in de kerk is voor alle kerken een grootse en belangrijke zaak en wordt verleend en onderhouden door God alleen.”55 169. Luthers definitie van een sacrament was strenger dan gebruikelijk in de Middeleeuwen, en naar zijn mening diende het katholieke sacrament van de heilige ordinatie voornamelijk de praktijk van het misoffer. Daarom beschouwde hij de ordinatie niet meer als een sacrament. Melanchthon schreef evenwel in de Augsburgse Confessie: “Maar als ordinatie wordt gezien in relatie tot de dienst van het Woord, dan hebben wij er geen bezwaar tegen om ordinatie een sacrament te noemen. Want de dienst van het Woord heeft de opdracht van God en grootse beloften als die van Romeinen 1[:16]: het evangelie is ‘Gods reddende kracht voor allen die geloven’. Zo ook Jesaja 55[:11]: ‘[Z]o geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar mij terug, niet zonder eerst te doen wat ik wil en te volbrengen wat ik gebied.’ Als wij ordinatie zo opvatten, dan hebben wij er geen bezwaar tegen om handoplegging een sacrament te noemen. Want de kerk heeft het mandaat om voorgangers te benoemen, wat ons moet verheugen, want wij weten dat God dit dienstambt goedkeurt en erin aanwezig is.”56 Ambt van bisschop 170. Omdat de bisschoppen geen kandidaten wilden wijden die hervormingsgezind waren, lieten de hervormers de ordinatie door presbyters (pastores) voltrekken. In Artikel 28 klaagt de Augsburgse Confessie over de weigering van de bisschoppen. Ze dwong de hervormers om te kiezen tussen behoud van ordinatie door bisschoppen of trouw aan wat zij zagen als de waarheid van het evangelie. 171. De hervormers grepen terug op ordinatie door presbyters. Aan Petrus Lombardus' Sententies ontleenden zij dat het kerkrecht onder de voornaamste graden slechts twee sacramentele graden erkende, het diaconaat en het presbyteraat, en dat consecratie door bisschoppen volgens de in de Middeleeuwen gangbare opvatting geen specifiek sacramenteel karakter verleende.57 De hervormers wezen expliciet op 55 WA 38, 423,21–25 (Wittenbergs ordinatieformulier, 1538). 56 BSLK 293,42–294,8 (Apologie XIII). 57 Petrus Lombardus, Sententiae IV, dist. 24, cap. 12.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=