Van Conflict naar Gemeenschap

60 HOOFDSTUK IV krachtens het scheppende woord gegeven worden als het lichaam en bloed van Christus. In die zin konden ook lutheranen soms, net als de Griekse traditie, spreken van een verandering” (Eucharist 51).44 Katholieken èn lutheranen “verwerpen zowel het idee van een ruimtelijke of natuurlijke aanwezigheid als de opvatting van het sacrament als slechts een vorm van gedachtenis of symboliek” (Eucharist 16). Gemeenschappelijk begrip van de werkelijke aanwezigheid van Christus 154. Lutheranen en katholieken kunnen samen de werkelijke aanwezigheid van Jezus Christus in de Maaltijd des Heren belijden: “In het sacrament van de Maaltijd des Heren is Jezus Christus, waarachtig mens en waarachtig God, volledig en geheel aanwezig, in zijn lichaam en bloed, onder de tekenen van brood en wijn” (Eucharist 16). Deze gezamenlijke stelling bevestigt alle essentiële elementen van het geloof in de eucharistische aanwezigheid van Jezus Christus , maar vermijdt de conceptuele terminologie van transsubstantiatie. Katholieken en lutheranen zeggen derhalve: “De verheven Heer is door het woord van belofte aanwezig in de Maaltijd des Heren in zijn door hem gegeven lichaam en bloed, met zijn goddelijkheid en zijn menselijkheid, in de gaven van brood en wijn in de kracht van de heilige Geest, om door de gemeente te worden aangenomen.”45 155. Bij de kwestie van de werkelijke aanwezigheid van Jezus Christus en de theologische uitleg ervan voegt zich de vraag naar de duur van deze aanwezigheid en daarmee de vraag naar de verering van Christus ’ aanwezigheid in de sacramenten ook na de viering. “Verschillen met betrekking tot de duur van de eucharistische aanwezigheid spelen ook in de liturgische praktijk. Katholieke en lutherse christenen belijden samen dat de eucharistische aanwezigheid van de Heer Jezus Christus gericht is op receptie in het geloof, maar desalniettemin niet beperkt is tot het moment van receptie, en dat ze niet afhankelijk is van het geloof van degene die ontvangt, hoezeer ze daar ook op betrokken moge zijn.” (Eucharist 52) 44 Vgl. ‘Apologie van de Augsburgse Confessie’ X (BSLK 247,45 – 248,45). 45 Lehmann, Pannenberg 1986 (zie boven, vn. 3), 122.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=