Van Conflict naar Gemeenschap

RECHTVAARDIGING 47 108. Dit beeld laat zien dat iets van buiten, namelijk Christus’ rechtvaardigheid, iets innerlijks wordt. Het wordt de eigenschap van de ziel, maar alleen in vereniging met Christus door vertrouwen op zijn beloften, niet los van hem. Luther herhaalt dat onze rechtvaardigheid volledig van buitenaf komt, omdat het Christus’ rechtvaardigheid is, en dat het volledig verinnerlijkt moet worden door in Christus te geloven. Alleen als beide kanten evenveel nadruk krijgen, wordt de werkelijkheid van het heil echt begrepen. In Luthers woorden: “Juist in het geloof is Christus aanwezig.”34 Christus is ‘voor ons’ (pro nobis) en in ons (in nobis), en wij zijn in Christus (in Christo). Het belang van de wet 109. Luther bezag de menselijke realiteit ook in het licht van de theologische of spirituele betekenis van de wet, dus vanuit het perspectief van wat God van ons vraagt. Jezus verwoordt Gods wil wanneer hij zegt: “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand” (Matt. 22:37). Dat betekent dat Gods geboden alleen vervuld worden door volledige toewijding aan God. Dit omvat niet alleen de wil en de bijbehorende uiterlijke handelingen, maar ook alle aspecten van de menselijke ziel en van het hart, zoals emoties, verlangen en streven, dat wil zeggen, die aspecten en roerselen van de ziel die niet of slechts ten dele – in de deugden – door de wil worden beheerst. 110. De wettelijke en morele sfeer kent een oude, intuïtief evidente regel dat niemand verplicht kan worden meer te doen dan waartoe hij of zij in staat is (ultra posse nemo obligator). In de Middeleeuwen waren veel theologen ervan overtuigd dat het gebod om God lief te hebben beperkt moest worden tot de wil. Volgens deze opvatting eist het gebod niet dat alle bewegingen van de ziel op God gericht en ingesteld moeten zijn; het zou al voldoende zijn dat de wil God boven alles liefheeft (of ‘wil’; diligere deum super omnia). 111. Luther stelde echter dat er een verschil is tussen een wettische en morele uitleg van de wet enerzijds, en een theologische uitleg van de wet anderzijds. God heeft Zijn geboden niet aangepast aan de staat van 34 WA 40/II, 229,15 (college over De brief aan de Galaten, 1535): “in ipsa fide Chri stus adest”.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=