Samengeroepen om vredestichters te zijn

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN Verslag van de Internationale Dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Mennonite World Conference 1998-2003

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN

III SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN Verslag van de Internationale Dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Mennonite World Conference 1998-2003 KATHOLIEKE VERENIGING VOOR OECUMENE

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN IV Vertaling: F. van Voorst tot Voorst s.j., herzien door prof. dr. Peter Nissen Druk: Laumé Media Partners Mierlo Foto omslag: Ets uit ‘t Wonderboeck (1542) van David Joris (1501-1556) Eerste druk 2006 Secretariaat Rooms-Katholiek Kerkgenootschap Nederland © Heruitgave 2020 Katholieke Vereniging voor Oecumene ’s-Hertogenbosch ISBN 9789083005614

V De boekomslag is ontleend aan ’t Wonderboeck van David Joris (ed. 1584, eerste uitg. 1542) controversieel Doper in Nederland (1501/21556) van het eerste uur. Naast lekenprediker was hij ook glazenier en graficus. De afbeelding is van zijn hand en voorbeeld van zijn originele tekstuitleg: het Lam Gods (verwijzend naar Johannes’ Openbaring 5.6ff, 7.9ff & Jesaja 53.7ff) en de Leeuw van Juda (naar Ezechiël 25.7, Gen. 49.9ff, Num. 23.24, Jes. 53.12, 4 Ezra 12). De verwijzing op het titelblad naar Joh. 16.13 “wanneer die Trooster die Gheest der Waerheydt komt, sal hij die Werldt straffen” gaat – naar Joris’ interpretatie - over het Laatste oordeel. Desalniettemin was hij als “profeet, Apokalypticus, Spiritualist, en mysticus” tegen het adagium van Sola Scriptura - gekeerd tegen het geweld van Münster en in onmin geraakt met Menno Simonsz die hem beschouwde als valse profeet. Pleitbezorger van een onbeperkte verdraagzaamhei d in zaken van het geloof, die later een pleitbezorger kreeg in de persoon van Gottfried Arnold (1699). In alle opzichten een buitenbeentje dus. Deze afbeelding is gebruikt voor de omslag van de ADS-brochure met het afscheidscollege van Prof. Dr. H.B. Kossen op 15 april 1989 getiteld “De God des Vredes als bondgenoot: de Gemeente in de Maatschappij”. Henk Kossen [1923-2009] - o.m. Rector van het Seminarium - was fervent oecumenicus: hij vertegenwoordigde de Doopsgezinde Broederschap bij de oprichting van de Raad van Kerken in Nederland (1968) en was afgevaardigde bij de Assemblee van de Wereldraad in Vancouver (1983). Tevens een radicaal doch tolerant vredesactivist. Deze uitgave werd mogelijk gemaakt dankzij bijdragen van het Gerardusfonds, de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, het Nationaal Katholiek Thuisfront en de Stichting tot Steun aan het Katholiek Vormingswerk voor Militairen (SKVM).

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN VI INHOUD SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN...................... III INHOUD ................................................................................. VI WOORD VOORAF ..................................................................... X SAMEN GEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN ALS INTERKERKELIJK DOCUMENT ............................................... XIII SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN VOORWOORD ........................................................................... 1 INLEIDING ............................................................................... 5 De oorsprong van deze gesprekken.................................................. 5 Doel, reikwijdte en deelnemers ........................................................... 9 Plaatsen en onderwerpen van de jaarlijkse ontmoetingen ..... 12

INHOUD VII HOOFDSTUK I GEMEENSCHAPPELIJKE BESCHOUWING VAN DE GESCHIEDENIS 13 A Inleiding: een gemeenschappelijke hermeneutiek of her-lezen van de kerkgeschiedenis ............................................. 13 B Een schets van de religieuze situatie in West-Europa aan de vooravond van de Reformatie................................................. 17 C De breuk tussen katholieken en dopers .................................... 23 Beginpunten .................................................................................. 23 Het beeld dat men van elkaar had ........................................ 25 Een ecclesiologie van Restitutie ............................................. 27 Vervolging en martelaarschap ................................................ 29 Terreinen voor nadere studie .................................................. 31 D Het Constantijns tijdperk ................................................................ 34 Een gezamenlijk lezen van gebeurtenissen en veranderingen ............................................................................... 34 Terreinen voor nadere studie .................................................. 37 E Naar een gezamenlijk verstaan van de Middeleeuwen ........ 41 Onze respectievelijke beelden van de Middeleeuwen herzien............................................................... 41 Middeleeuwse tradities van spiritualiteit en navolging en de wortels van de doperse identiteit .............................. 43 Terreinen voor verdere studie ................................................. 45

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN VIII HOOFDSTUK II SAMEN NADENKEN OVER THEOLOGIE ..................................... 46 A Het wezen van de Kerk .................................................................... 47 Een katholiek verstaan van de Kerk ....................................... 47 Een dopers verstaan van de Kerk ........................................... 56 Convergenties ............................................................................... 62 Divergenties .................................................................................. 68 Terreinen voor nadere studie .................................................. 71 B Sacramenten en ordinanties .......................................................... 72 Een katholiek verstaan van sacramenten ............................ 72 Een doopsgezind verstaan van ordinanties ........................ 79 Doop ................................................................................................ 80 Convergenties ............................................................................... 86 Divergenties .................................................................................. 88 Terreinen voor nadere studie .................................................. 90 C Onze verplichting tot vrede ........................................................... 91 Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden (Mt 5,9) .............................................. 91 Katholieke perspectieven op vrede ....................................... 92 Doopsgezinde perspectieven op vrede .............................101 Convergenties .............................................................................105 Divergenties ................................................................................113 Terreinen voor nadere studie ................................................115

INHOUD IX HOOFDSTUK III NAAR EEN HELING VAN HERINNERINGEN .............................. 116 A De zuivering van de herinneringen ...........................................117 B Een geest van berouw, een boetvaardige geest ..................120 Verklaring van de katholieke delegatie .............................121 Verklaring van de doopsgezinde delegatie ......................124 Gemeenschappelijke verklaring ............................................125 C Een gedeeld christelijk geloof vaststellen ...............................126 D Verbetering van onze onderlinge relaties ...............................127 CONCLUSIE .......................................................................... 129 SAMEN GEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN: EEN EXEMPLARISCHE DIALOOG ................................................... 130 APPENDIX A ........................................................................ 151 Bibliografie van dialoogreferaten en de schrijvers daarvan 151 VERANTWOORDING .............................................................. 153

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN X WOORD VOORAF “Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden” (Mt. 5,9) Het bevorderen van vrede en verzoening behoort tot de kern van een christelijke levensopvatting. Hoewel de wens tot vrede op ieders lippen ligt, op de eerste plaats bij hen die lijden onder oorlog en geweld, wordt onze wereld de hele geschiedenis door onverminderd door conflicten en oorlogen geteisterd. Zijn christenen en kerkgenootschappen vredestichters? Zeker niet allemaal en bepaald niet altijd. Bovendien is het in de geschiedenis van de Kerk, het ene lichaam van Christus, maar al te vaak gebeurd dat christenen en kerken verstrikt raakten in oorlog en geweld. Vaak is het moeilijk om de betekenis (oorzaak of instrument) van de religie precies vast te stellen. Maar het is zeker niet zo dat het religieuze als zodanig altijd en overal een vaccin is tegen agressie en geweld. Helaas niet. Ten tijde van de reformaties in Europa (1450 tot 1650) bijvoorbeeld was godsdienst wel degelijk een factor van betekenis in het legitimeren van oorlogen. Maar tegelijkertijd roept dat de vraag op of daarmee niet ook de kern van de christelijke godsdienst geweld werd aangedaan. De strijd tussen staten die met de Reformatie meegingen en staten waar de katholieke godsdienst de norm bleef, heeft destijds een diepe kloof geslagen tussen katholieken en protestanten, die diep doorwerkte in de staatsinrichting, samenleving en cultuur. Dat leidde het einde in van de verstrengeling tussen staat en religie in Europa ten faveure van de scheiding tussen kerk en staat en de algemene toepassing van het beginsel van de godsdienstvrijheid.

WOORD VOORAF XI In de stroom van ontwikkelingen en gebeurtenissen van de 16e eeuw nemen doperse bewegingen van de Radicale Reformatie een bijzondere plaats in. Ze huldigden opvattingen over doop, ecclesiologie, verhouding tussen kerk en staat en sociale ethiek die niet spoorden met de opvattingen van de Reformatoren Zwingli, Luther en Calvijn. De doperse bewegingen werden zowel door protestanten als door katholieken veroordeeld en vervolgd. De wederzijdse negatieve beeldvorming tussen dopersen en katholieken heeft eeuwenlang de toon in hun onderlinge verhoudingen gezet. De dialoog tussen katholieken en doopsgezinden is pas in de jaren negentig op gang gekomen. Zo’n dertig jaar na de start van de officiële oecumenische dialogen tussen katholieken, lutheranen en gereformeerden. Het voordeel daarvan is dat deze specifieke dialoog gebruik heeft kunnen maken van de methodes en inzichten uit die eerder gestarte dialogen. De gesprekken, die uitmondden in het rapport ‘Samengeroepen om vredestichters te zijn’ werden tussen 1998 en 2003 gevoerd door vertegenwoordigers van de Katholieke Kerk en de Mennonite World Conference waartoe ook de Algemene Doopsgezinde Sociëteit (ADS) behoort. Het is een mooi en omvattend rapport. In het eerste historische deel wordt een poging gedaan om tot een gezamenlijke her-lezing van de geschiedenis te komen. Het is de eerste belangrijke stap naar verzoening tussen beide tradities. Het tweede deel gaat over theologische, ecclesiologische en sociaal-ethische vragen. Het bevorderen van vrede en verzoening heeft in dit document niet alleen betrekking op de grote problematiek van oorlog en vrede in de wereld, maar evenzo op het hervinden van een gezamenlijke visie op het wezen van de Kerk en de betekenis van sacramenten en ambten in de Kerk. Het laatste en derde deel is gewijd aan de verzoening en heling van herinneringen. Het overwinnen van vijandbeelden van de ander veronderstelt het eerlijk onder ogen zien van het verleden én een geest van berouw en bekering opdat het gemeenschappelijk beleden geloof nieuwe wegen kan openen.

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XII Dit dialoograpport werd in 2006 in het Nederlands vertaald en uitgegeven in de reeks Kerkelijke Documentatie van het Secretariaat van de Rooms-Katholieke Kerk (SRKK). Helaas is er daarna weinig mee gebeurd noch aan katholieke noch aan doopsgezinde zijde. Ds. Anne-Marie Visser bracht het in 2019 opnieuw onder de aandacht van de Katholieke Vereniging voor Oecumene. Op 19 maart 2019 vond bij het SRKK een boeiend rondetafelgesprek plaats. Toen werd besloten om dit dialoograpport opnieuw in druk uit te geven en het in gesprek te brengen. De uitgave die voor u ligt is daarvan het resultaat. De vertaling van het rapport is grondig gecorrigeerd door prof. dr. Peter Nissen die destijds namens de Rooms-Katholieke Kerk deelnam aan deze dialoog. Prof. dr. Fred van Iersel en ds. Anne-Marie Visser voorzagen het document van een uitvoerige inleiding over de thema’s die in deze tekst aan de orde komen en hun actuele betekenis. Prof. dr. Fred van Iersel schreef ook een slotbeschouwing. De focus in zowel de inleidende als de slotbeschouwing is gericht op de vredesproblematiek. Dat is een gevolg van het in maart 2019 gevoerde gesprek dat ging over de vraag of en hoe de vredesbeweging in onze tijd weer aan kracht kan winnen. Zoals gezegd, in dit rapport komen nog meer zaken aan de orde, die van belang zijn voor het engagement van de Kerk voor recht en vrede in onze wereld. Hopelijk vindt deze tekst nu echt zijn weg en vinden lezers er inspiratie en bemoediging in om samen met anderen op plaatsen waar het erom spant brengers van vrede te zijn. Geert van Dartel Voorzitter Raad van Kerken in Nederland

XIII SAMEN GEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN ALS INTERKERKELIJK DOCUMENT In dit rapport van de internationale dialoog tussen de RK Kerk en de Mennonite World Conference (1998-2003) Samengeroepen om vredestichters te zijn komen zeer veel thema’s aan de orde. In deze zin is het een rijk document. In deze inleiding lichten we de belangrijkste thema’s toe en gaan we in op hun actuele betekenis. A. Wederkerige kritische zelfreflectie als pluspunt Wij zijn met name positief onder de indruk van het vermogen tot kritische zelfreflectie van beide kerken in deze dialoog. Je moet het maar aangaan. Het document als geheel vertoont in positieve zin de sporen van de eeuw van de oecumene. Er is zichtbaar sprake van een streven naar eenheid, niet slechts als optie, maar als noodzaak. En er worden stevige aanzetten gegeven voor een voortgaand proces van dialoog over die eenheid, waarbij moeilijke vragen niet uit de weg worden gegaan. Een goed voorbeeld hiervan is de paragraaf over de betekenis van het Constantijnse tijdperk met haar pogingen tot synergie van overheid en kerk, met de consequenties die deze synergie had voor de identiteit en het profiel van de Kerk van Christus als vredeskerk. B. Gezamenlijk verwerken van wederzijdse schuld Ook doet het ons als lezers goed dat er gesproken is over een gezamenlijke verwerking van de zestiende eeuw, dat wil zeggen de opmaat naar en het begin van de Reformatie. Misstanden in de Kerk van de late middeleeuwen worden benoemd, en ook wordt er schuld beleden voor leed dat de ander is aangedaan.

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XIV Nu roept het belijden van historische en collectieve schuld tal van theologische vragen op. Eén daarvan is, vanuit welk gelovig perspectief de schuld beleden wordt. Het is belangrijk hier te signaleren dat in het belijden van schuld niet per se een morele superioriteit van de contemporaine Kerk ten opzichte van de Kerk van het verleden spreekt. Er is wel sprake van voortschrijdend inzicht, maar niet van de idee dat de Kerk met dit schuld belijden per se volledig verlost is van de macht van de oude zonde in haar eigen midden. Want wie schuld belijdt in een dialoog met de erfgenamen van de degenen aan wie het kwaad werd berokkend, maakt zich afhankelijk van vergeving. Schuld belijden is, zo bezien, tevens een vraag om een begin van verlossing van het kwaad dat de Kerk bij wijze van contrapassum aankleeft sinds het kwaad werd begaan.1 Schuld belijden voor het geweld dat de ander werd aangedaan, betekent vragen om een nieuwe relatie, en dit stelt de erfgenamen van de slachtoffers in een 1 Contrapassum drukt het boemerang-effect van de zonde op de zondaar uit. De straf voor de zonde is niet geheel extern aan de zonde, maar ze ligt reeds in de zonde zelf besloten. In de Heilige Schrift treft men dit mechanisme onder andere aan in het verhaal van Jefta (Richteren 11 en 12), en in de wijsheidsliteratuur (bijv. Spreuken 26:27: Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in). In de na Bijbelse literatuur is het op onovertroffen wijze verhaald in de Divina Commedia van Dante, met name in de Hel (V:39). De mens die zondigt raakt in zichzelf besloten en wordt geconfronteerd met de radicale onvervulbaarheid van zondig begeren, of juist met de permanente en eendimensionale en uitsluitende vervulling daarvan. De zondaar lijdt aldus aan de eigen zonde. Vergeving van zonden is daarom een dr iedimensionaal verschijnsel : ze betreft de verbondsrelatie met God, de ander jegens wie men zondigt, en de eigen persoon die in de macht van de zonde is geraakt, met name in het contrapassum-effect. Uit deze zelfbeslotenheid van de contrapassum kan volgens de chr istelijke traditie de mens alleen van buitenaf – krachtens goddelijke genade – verlost worden. De noodzaak hiertoe is aangeduid door Paulus (Rom. 7:19); hij karakter iseert het verlies van self-control in de ger ichtheid op het goede. Ook in de toepassing op geweld (violence) dat men uitoefent, betekent dit, dat een persoon, zich tegen degene keert die het uitoefent. Dit betreft dus een vorm van moral distress avant la lettre: alleen komt het geweld in dit geval niet (alleen) van buitenaf.

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN ALS INTERKERKELIJK DOCUMENT XV morele machtspositie die spiegelbeeldig is aan de toenmalige situatie. Want vergeving en verzoening die gevraagd worden kunnen geweigerd worden. Daarom is het belijden van schuld minder gemakkelijk dan soms wordt aangenomen. Er ligt dus juist niet een besef van morele superioriteit ten grondslag aan de schuldbelijdenis. Want de met de schuldbelijdenis nagestreefde situatie kan alleen in een nieuwe relatie gerealiseerd worden die initiatief vereist van de partij die slachtoffers representeert. C. Ecclesia semper reformanda Daarnaast drukt het document ook uit, dat de Kerk blijft pelgrimeren in de tijd, onder contingente historische omstandigheden, die om een antwoord vragen. Daarom wordt ook het zelfverstaan van de Kerk onder de loep genomen (paragrafen IIA en IIB). De kwestie van seksueel misbruik in de Kerk van onze tijd maakt wel duidelijk dat het heden van de Kerk niet een houding van morele superioriteit rechtvaardigt. Het moreel falen van de Kerk, het niet halen van de volle mensenmaat van Christus, het gebrek aan compliance aan de eigen morele tradities, komen ook tot uitdrukking in een ecclesiologie, een visie op de Kerk, waarin de waarheid van het Evangelie, en van de daarin vervatte moraal van de navolging, altijd kritische instanties blijven ten opzichte van de morele praktijk van de Kerk, ook in het heden. Het evangelie en de morele traditie zijn, mits juist verstaan, dus legitieme bronnen van kritiek op de kerkelijke praktijk. Hoe waar is dus het adagium ‘Ecclesia semper reformanda'; de Kerk moet zichzelf blijven toetsen en hervormen aan de hand van een waarheid die zij onderschrijft, maar die tevens haar morele horizon blijft, die ze niet naar believen kan inzetten of opzij schuiven alsof de waarheid haar eigendom is, en die ze evenmin kan en mag instrumentaliseren alsof ze daarmee kan doen en vooral laten wat ze wil. Dat is een les uit de zestiende eeuw die ook onder de omstandigheden van vandaag de dag betekenis heeft.

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XVI D. Naar een post-constantijnse kerk Een volgend aandachtspunt in de Verklaring met bet rekking tot het document sluit hierbij aan. Dit betreft de kritische herwaardering van het Constantinisme (paragraaf 1D). In Europa is het christendom inmiddels een cognitieve minderheid, dat wil zeggen: het bepaalt het publieke discours niet en het bepaal t ook het intellectuele en politieke debat niet, en heeft nauwelijks een vermogen tot agendasetting en een tanende politieke invloed. Binnen de EU zijn de kerken echter wel erkend in een consultatieve status die zowel door de KEK als door COMECE goed benut worden, op een wijze die gewaardeerd wordt door de Europese Commissie en het Europarlement. Kerken zijn daarnaast tevens verbonden met talrijke NGO's die pogen het beleid meer rechtvaardig, vreedzaam en duurzaam te maken. Zo bezien heeft de macht van de kerken in het verleden, in de EU van nu plaats gemaakt voor invloed, een invloed die gebaseerd is op een combinatie van morele verstaanbaarheid voor niet -christenen met specialistische expertise. We werken de betekenis hiervan voor deze dialoog hier enigszi ns uit. De consultatieve status van kerken in de EU is door kerken bewust nagestreefd en door de Europese Commissie indertijd onder voorzitterschap van de katholieke Jacques Delors uit het laïcale Frankrijk, geaccepteerd. Deze consultatieve status drukt een fase uit in het afscheid van het Constantinisme dat in Europa eeuwenlang gedomineerd heeft. De Kerk is, in de katholieke visie, geen NGO, maar een overheid op het eigen (publieke) domein. Dit uitgangspunt leidt tot een afstemming van de ecclesiologie op de theologie omtrent de overheid als dienaresse Gods (Rom. 13), met daarin tevens aandacht voor het recht op zelfbestuur van de Kerk in combinatie met aandacht voor de seculiere aard van de soevereine staat (sedert 1648): de verhouding tussen Kerk en Staat komt daarmee in beeld als altijd aanwezig thema in het kerkelijk zelfverstaan. Tegelijk wordt ze in Europese lidstaten wel degelijk steeds meer gezien als een maatschappelijke organisatie als alle andere, waaraan geen privileges toekomen. De RK kerk heeft het hiermee niet

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN ALS INTERKERKELIJK DOCUMENT XVII gemakkelijk, ook al omdat haar ecclesiologie veel waarde hecht aan een passende institutionalisering van het geloofsleven en de begrenzing van staatsmacht op het terrein van geloof en zeden. E. Navolging in Christus´ Geest In dit opzicht kan de RK Kerk in het huidige Europa veel leren van de Doopsgezinden, die met een – vanuit ons perspectief – meer pneumatologisch gekleurde ecclesiologie, in combinatie met een accent op navolging van Christus door individuele gelovigen, minder accent leggen op de institutionele positie van kerken en meer op de praktische navolging van Christus. In die zin zijn de zo geheten Historische Vredeskerken, juist door hun perifere positie ten opzichte van politieke macht, een inspiratiebron voor kerken om hun leden actiever te stimuleren tot navolging van Christus. Dat zal urgenter worden naarmate kerken kleiner worden, en mede daardoor meer afstand tot politieke macht krijgen. In die zin is het noodzakelijk om zich actiever voor te bereiden op het Post-Constantijns Europa, en daarvoor biedt de geloofspraktijk van Doopsgezinden een confronterend voorbeeld. Omgekeerd kan de visieontwikkeling in de Rooms Katholieke traditie, met haar sociale leer, ook bij Doopsgezinden wellicht dienst doen ter inspiratie voor inbreng in publiek debat en dialoog. F. Geweldloosheid Vervolgens willen we ter introductie enkele kanttekeningen plaatsen bij de paragraaf over vrede (paragraaf IIC). Sedert het verschijnen van het document is in de RK kerk sinds het aantreden van paus Franciscus de bezinning op geweldloosheid sterk toegenomen. We wijzen op de verklaring voor Wereldvredesdag 2017 die hieraan gewijd was, net als zijn jaarlijkse toespraak tot de ambassadeurs bij het Vaticaan. Wij zien hier een belangrijke convergentie met de inzet voor vrede bij de historische vredeskerken. Het internationale Katholieke Initiatief voor Geweldloosheid werkt een en ander nader uit, ook voor het Vaticaan. Nu is, zoals boven opgemerkt, met betrekking tot geweldloosheid de vraag wat de reikwijdte ervan is. De legitimiteit en relevantie

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XVIII ervan staan buiten kijf, zeker in de context van sociale en politieke actie. In termen van landsverdediging kent de christelijke traditie als geheel daarentegen een meer gemengde visie. Zo vereist de Rooms Katholieke sociale leer dat geweldloosheid zowel gemaximaliseerd wordt (zo veel mogelijk instrumenten) als geoptimaliseerd (zo goed mogelijk gebruik van geweldloos instrumentarium voor conflicthantering). De investeringen hierin blijven ver achter bij de noodzaak, en dit terwijl onze maatschappij steeds meer actief burgerschap en participatie vereist op alle terreinen. De landsverdediging blijft een domein dat getekend wordt door de zwaardmacht van de overheid met haar geweldmonopolie. De vraag is of dit niet dringend verbreding behoeft in onze geglobaliseerde wereldsamenleving waarin schaalvergroting van vrijhandelszones met zwakke sociale stelsels samengaat met schaalverkleining in de richting van grotere rollen van steden. De modernisering van de instituties van de democratische rechtsstaat in deze contexten kan niet plaats vinden zonder de actieve participatie van burgers, ook in de verdediging van haar instituties en kernwaarden, en dat vereist actieve geweldloosheid. In deze zin heeft geweldloosheid de wind in de rug in de context van samenlevingsopbouw. De deelname van burgers bij de landsverdediging impliceert theologisch een vertrouwen op de zwakte als kracht (2 Kor. 12,10). Het tonen van kwetsbaarheid en zwakte kan gewelddadige regimes verdrijven en ten val brengen, zoals onder meer in India en in de transities naar postcommunistische staten in Europa is aangetoond. Vereist dit niet meer theologische en politieke aandacht en ook beschikbaar stellen van middelen? G. Zwaardmacht en rechtmatige verdediging Nu is het zo dat in de Rooms Katholieke sociale leer ook legitimiteit wordt toegekend aan de zwaardmacht van de overheid die het zwaard niet vergeefs draagt, zoals de Romeinenbrief dit formuleert. In die context erkent de RK kerk ook de traditie van de ‘rechtvaardige oorlog’, of beter: rechtmatige verdediging van staten. Zo wordt ze ook in het document ‘Samen geroepen om vredestichters te zijn’

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN ALS INTERKERKELIJK DOCUMENT XIX aangeduid. Het doel van deze traditie, katholiek verstaan, is niet om alle oorlogen te legitimeren, maar juist om morele criteria aan te kunnen leggen in geval van een naderende of actuele oorlog. De huidige katholieke variant van deze traditie van ‘rechtvaardige oorlog’ is heel restrictief; ze is beperkt tot rechtmatige verdediging volgens artikel 51 van het Handvest van de VN, naleving van Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide (1948) en de Responsibility to Protect (R2P). Deze strikte variant van de ‘rechtvaardige oorlog’ leidt bijvoorbeeld tot afwijzing van de totale oorlog – dat wil zeggen: zonder onderscheid tussen combattanten en non combattanten, naast afwijzing van de absolute oorlog – die als doel en zelfs waarde op zich wordt beschouwd, in plaats van slechts middel – alsmede afwijzing van de Supreme Emergency Exemtion – het recht om in een overlevingscrisis van de politieke instituties het recht en de ethiek tijdelijk buiten spel te zetten – die in zelfs in de hedendaagse als progressief geldende liberale ethiek van Michael Walzer en die van John Rawls wel aanvaard wordt. Daarnaast heeft de huidige Rooms Katholieke variant van de ‘rechtvaardige oorlog ’ mogelijk nut bij het formuleren van restricties voor wapentechnieken en wapengebruik, met name door het principe van proportionaliteit, het principe van het dubbel effect en het non-combattantenbeginsel. H. Van rechtvaardige oorlog naar rechtvaardige vrede Voorlopig blijft de vraag staan of voor de erkenning van deze beginselen voor normering van conflictescalatie wel het begrip ‘rechtvaardige oorlog’ nodig is. Steeds meer doet de notie van ‘rechtvaardige vrede’ opgeld; daarin ligt het accent op conflictpreventie, verzoening en vredesopbouw, terwijl de mogelijke conflictescalatie (waartoe de ‘rechtvaardige oorlog’ zich beperkt) hierin slechts ten hoogste een paragraaf is. Het beroep op de ‘rechtvaardige oorlog’ wordt daarenboven nog gecompliceerder wanneer dit komt uit de mond of pen van religieuze leiders: een religieus gelegitimeerde ‘rechtvaardige oorlog’ verandert immers in een godsdienstoorlog, laat het conflict daardoor escaleren en verstarren, en tast – in het

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XX geval van christelijke leiders – tevens de geloofwaardigheid van het Evangelie aan. Ondanks deze restricties is de traditie van 'rechtvaardige oorlog’ voor vredeskerken, en ook voor een groot deel van de Doopsgezinden, toch onverteerbaar, wellicht behalve om principiële redenen ook omdat de effectiviteit van de geweld begrenzende werking ervan niet goed aantoonbaar is. Gegeven dit verschil in tradities, willen wij toch graag opmerken dat juist de 'rechtvaardige oorlog’ een criterium bevat dat vreedzame middelen moeten zijn uitgeput voordat oorlog is toegestaan. Maar dan moeten die middelen er wel zijn! En dus worden we – paradoxaal – juist door de ‘rechtvaardige oorlog’ traditie verwezen naar de maximalisering en optimalisering van geweldloze conflicthantering. Zo kijkt de RK Kerk naar diverse vredespraktijken als complementair en niet per se (maar wel soms) strijdig. Mensen moeten het recht hebben om dienst te weigeren, zei Vaticanum II reeds. Actieve geweldloosheid gaat verder dan dat: het is ook een vredesstrategie, zegt paus Franciscus. Alleen in het uiterste geval kan, als aanvulling hierop, geweldgebruik door staten in een verdedigingsoorlog – binnen de grenzen van recht en moraal- aanvaardbaar zijn. Dus niet als uitgangspunt of startpunt van een christelijke vredesmoraal, maar slechts als hoge uitzondering. Precies dit vertolkt ook het document inzake de Rooms Katholieke positie. Blijft echter staan, dat ook de RK Kerk de geweldloosheid van Christus wil doen navolgen, en ook hierin van de Historische Vredeskerken kan leren. Oorlogen hoeven door kerken niet bevorderd te worden, maar actieve geweldloosheid wel. I. Geweldloze staten? Uiteindelijk staat hier weer de vraag op de dialoogagenda: kunnen er in complete continenten, ja op wereldschaal, staten bestaan die geen zwaardmacht hebben (zoals in Costa Rica), of alleen politie? Wat is de toekomst van de staat? Dat is een vraag die sinds de publicatie van ‘De zondeval van het Christendom’ van de Remonstrants theoloog G.J. Heering in 1928 nooit weg is geweest en ook nu weer

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN ALS INTERKERKELIJK DOCUMENT XXI met hoge urgentie op de agenda staat van de vredestheologie, en ook nu in deze dialoog relevant blijft. Wij zouden deze vraag zo willen herformuleren: hoe houden we democratische rechtsstaten toekomstbestendig en welke rol kunnen, mogen en moeten christenen en hun kerken daari n spelen? Die vraag wordt urgenter naarmate de post -constantijnse culturele situatie en het post-constantijnse christendom meer gestalte zullen krijgen. Maatschappelijke en politieke afzijdigheid, die in feite een vorm van zelf-uitsluiting is, kan het antwoord niet zijn, maar het tonen van bewogenheid, betrokkenheid en participatie wel. Daarin kan onzes inziens wel degelijk vanuit de beide tradities een gezamenlijke praktijk worden ontwikkeld met het oog op gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping, en met het oog op de beschermwaardigheid van het leven, in het bijzonder dat van de menselijke persoon. De benodigde gestalte van de vredespraktijk in onze wereld is eco-sociaal en mondiaal gericht, en focust op conflictpreventie. Oorlogen worden vaak gevoerd als internationale betrekkingen radicaal wijzigen. Apocalyptiek thematiseert in die context vaak de ondergang van de oude bekende, vertrouwde wereld, zoals in het zestiende eeuwse Münster. Ook onze tijd is apocalyptisch, nu de wereldorde van na WOII op instorten lijkt te staan. Belangrijk is: juist christelijke apocalyptiek zou gepaard moeten gaan met een herbronning van de actieve geweldloosheid. Op de achtergrond blijft de vraag staan, die ook in ‘Samen geroepen om vredestichters te zijn’ hier en daar wordt aangeduid, in welke mate de leerlingen van Jezus in staat zijn om zijn geweldloosheid na te volgen, of dat deze van doen had met zijn unieke aard als mens geworden God. Elke christelijke vredespraktijk stuit op deze christologische vraag en ook op de soteriologische vraag of en hoe het morele kwaad daar waar het meest woekert, zoals in oorlogen, kan worden ingedamd en uitgebannen?

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XXII J. Dialoog voortzetten In de oecumene kan een dialoog buitengewoon vruchtbaar zijn, zoals ‘Samen geroepen om vredestichters te zijn’ ook laat zien. Tegelijk mag men zich afvragen: met wie heeft men gedialogeerd en zelfs consensus bereikt, en met wie kan, mag en moet de dialoog voortgezet worden? In de rooms-katholieke traditie is dit duidelijk: hoe hoger in de hiërarchie, des meer leergezag; bovendien heeft het Vaticaan intern een structuur die het voeren van een institutioneel ingebedde dialoog bevordert. Katholieken die in een dialoog verwikkeld zijn, zoeken dan ook als vanzelf naar institutioneel representatieve dialoogpartners. In het geval van dit document zijn hieromtrent enige kanttekeningen te plaatsen. Het is bijvoorbeeld van belang dat men de begrippen Mennonieten, Wederdopers en Doopsgezinden niet zo maar door elkaar kan gebruiken wil men aan het zelfverstaan van deze denominatie recht doen. Er is in dit genootschap geen centraal leergezag: er zijn leidende theologen in verschillende landen die ook weer situationeel bepaalde verschillen vertonen. Een klein inzicht hierin verschaft emeritus predikante Anne-Marie Visser waar zij schrijft: ‘Relevant voor het theologiseren is dat een migrantentraditie neigt zich meer rekenschap te geven van de historische en confessionele wortels dan de “achterblijvers”, die met heel andere dilemma’s hebben te leven. John Howard Yoder staat in de eerste emigratiegolf vanuit Centraal-Europa naar o.a. Pennsylvania, Jim Reimer daarentegen in de tweede golf die zich later vanuit Rusland vestigde in het Midden-Westen en West-Canada. Niet toevallig heeft Yoder in zijn ecclesiologie de “gemeente als diasporagemeenschap” uitgewerkt. Terwijl Reimer veel meer bezig is met het dilemma van de assimilatie. Een problematiek waarmee de Nederlanders als “zittenblijvers” al veel eerder geconfronteerd werden dankzij de erkenning als gedoogde en later gevestigde gemeenschap. En zo ook t.o.v. de Wereldbroederschap een actieve rol in de oprichting van de Wereldraad konden krijgen.’

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN ALS INTERKERKELIJK DOCUMENT XXIII Zo kent de Broederschap een Zwitserse traditie met een link naar Pennsylvania, een Russische met een link naar het Amerikaanse Midden Westen en Canada te onderkennen, en een Nederlandse. De variatie is niet alleen geografisch, ze heeft ook consequenties voor het centraal stellen van thema’s, voor de waardering van de politieke overheden, en daarmee ook voor positionering in de discussie ‘pacifisme versus rechtmatige (bewapende) verdediging’. Zo is de positie van Reimer duidelijk ingebed in een ‘politieke theologie’ van de staat en zijn positief recht’. Vanuit Rooms Katholiek gezichtspunt betekent deze dialoog dan ook steeds een oefening in contextueel denken. Te simpel gezegd: het is niet alles Yoder wat de klok slaat. Yoder is een belangrijk pacifistisch representant van deze traditie, die terecht ook in andere kerken veel bestudeerd is, maar hij is niet de enige. In het proces van totstandkoming van ‘Samen geroepen om vredestichters te zijn’ waren het vooral Noord-Amerikanen die gesprekspartners van het Vaticaan waren. Daarmee is ook aangegeven dat de dialoog met andere tradities binnen de Broederschap, en zeker in Nederland, daarmee nog onvoltooid is. Moge dit document, de vrucht van een voorbeeldige gezamenlijke verwerking van pijnlijk verleden, daarom ook in onze tijd opnieuw de oecumenische dialoog over vrede, gerechtigheid en verzoening bevorderen en een impuls geven aan het doordenken van principes, waarden en overtuigingen, en van de internationale en nationale politiek-institutionele contexten waarin vredeswerk gestalte krijgt. In onze tijd is bijvoorbeeld de fundering van de rechtsstaat in een triniteitsleer, zoal s ook door Reimer ontwikkeld, buitengewoon relevant voor alle kerken die zich in rechtsstaten om minderheden en armen bekommeren en samenwerken met NGO’s. Prof. dr. Fred van Iersel Ds. Anne-Marie Visser

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN XXIV

1 VOORWOORD 1 In een geest van vriendschap en verzoening vond gedurende vijf jaren, van 1998 tot 2003, een dialoog plaats tussen roomskatholieken en doopsgezinden (Mennonites).2 Gedurende telkens een week ontmoetten de gesprekspartners elkaar vijfmaal in een plenaire vergadering. In de eerste vier sessies werden minstens twee referaten aangeboden door iedere afvaardiging, waarbij de gezamenlijke commissie naging hoe ieder van beide delegaties theologische kernvraagstukken en belangrijke aspecten van de kerkgeschiedenis verstond. Tijdens de vijfde sessie werkten de deelnemers samen aan een gemeenschappelijk verslag. 2 Dit was een nieuw verzoeningsproces. De twee groepen die aan de dialoog deelnamen waren vóór deze dialoog niet officieel met elkaar in gesprek geweest, en konden dus met een schone lei beginnen. Onze bedoeling was doopsgezinden en rooms-katholieken te helpen de gevolgen te overwinnen van de bijna vijf eeuwen dat men geen contact met elkaar had en vijandig tegenover elkaar stond. We wilden nagaan of het nu mogelijk zou zijn een nieuw klimaat te scheppen waarin we elkaar konden ontmoeten. Per slot van rekening is beider identiteit, ondanks 2 In de Engelse tekst wordt veelvuldig de term ‘mennonites’ gebruikt. Behoudens bij eigennamen, zoals ‘Mennonite World Conference’ wordt ‘mennonite’ in dit document vertaald met de in Neder lands gangbare en bekende term ‘doopsgezinden’ .

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN 2 alles wat ons nog verdeeld mag houden, geworteld in Jezus Christus. 3 Dit verslag is de samenvatting van een vijf jaar durende dialoog tussen rooms-katholieken en doopsgezinden. In de inleiding wordt de oorsprong beschreven binnen het huidige interkerkelijk kader waaronder ook andere bilaterale dialogen vallen waaraan rooms-katholieken en doopsgezinden in de laatste decennia hebben deelgenomen. Ze geeft aan, welke speciale factoren geleid hebben tot deze bijzondere dialoog. Vervolgens zet de inleiding het doel en het ‘waarover’ uiteen van de dialoog, noemt de namen van de deelnemers, en brengt iets over van de geest waarin de dialoog werd gehouden. Ze eindigt met het opsommen van de namen van de plaatsen waar de jaarlijkse vergaderingen werden gehouden, en vermeldt de onderwerpen die in iedere sessie werden besproken. 4 Na deze inleiding volgen drie hoofdstukken. In het eerste daarvan, ‘Gemeenschappelijke beschouwing van de geschiedenis’, worden de resultaten samengevat van onze gemeenschappelijke bestudering van drie historische tijdperken die van doorslaggevende betekenis waren (en de daarmee samenhangende gebeurtenissen) waardoor onze respectievelijke tradities vorm hebben gekregen en die geleid hebben tot uiteenlopende interpretaties. Het zijn 1) de breuk van de zestiende eeuw, 2) het Constantijns tijdperk, en 3) de Middeleeuwen. Het doel van onze studie was, samen de geschiedenis te herlezen teneinde ons beider verstaan ervan te vergelijken en te verfijnen. Hoofdstuk I vermeldt over welke punten ons oordeel eensluidend is, en vermeldt ook enige verschillen in visie op de historische tijden en gebeurtenissen die gekozen en bestudeerd waren. 5 In het tweede hoofdstuk, ‘Gemeenschappelijke beschouwing van de theologie’, brengen we verslag uit van de wijzen waarop wij gemeenschappelijke of uiteenlopende opvattingen hebben over Kerk, Doop, Eucharistie of Avondmaal, en over vrede. Voor

VOORWOORD 3 elk daarvan geven we de historische theologische gezichtspunten weer van de Rooms-Katholieke Kerk en van de doopsgezinde kerkgemeenschappen.3 Daarna volgt een samenvatting van onze discussie over de belangrijkste punten in ieder onderwerp waarover onze opvattingen parallel lopen of uiteengaan. Van bijzonder belang is onze theologische bestudering en vergelijking van de vredesleer van ieder van ons. De doopsgezinden vormen één van de “historische vredeskerken”,4 hetgeen betekent dat de inzet voor de vrede wezenlijk is voor hun zelfbepaling. De Rooms-Katholieke Kerk zegt dat het bevorderen van de eenheid – en vandaar ook van de vrede – “ten nauwste samenhangt met de zending van de Kerk”. 5 Is het daarom mogelijk dat beide gemeenschappen samen kunnen getuigen van het evangelie dat van ons vraagt vrede te scheppen in de moderne vaak gewelddadige wereld? 6 Hoofdstuk III draagt als titel: ‘Naar een heling van herinneringen’. In zekere zin is iedere dialoog waarmee de deelnemers eeuwen van vijandigheid of isolering achter zich trachten te laten, erop gericht bittere herinneringen te genezen die verzoening met elkaar moeilijk hebben gemaakt. Het derde hoofdstuk geeft vier elementen aan die, naar wij hopen, een heling van 3 Het woord ‘Kerk’ wordt in dit rapport gebruikt als weergave van het zelfverstaan der deelnemende kerken, zonder de bedoeling alle ecclesiologische problemen op te lossen die met deze term samenhangen. Doopsgezinden en rooms-katholieken hebben geen gemeenschappelijke opvatting over de Kerk. 4 De term “histor ische vredeskerk” wordt sinds 1935 gebruikt en slaat op de Doopsgezinden (Mennonieten), Quakers (Genootschap der Vr ienden) en de Church of the Brethren. Voor verdere inlichtingen over de Historische Vredeskerken zie Donald Durnbaugh (ed.), On Earth Peace: Discussions on War/Peace issues between Friends, Mennonites, Brethren and European Churches 1935-1975, (Elgin: The Brethren Press, 1978). 5 Tweede Vaticaans Concilie, pastorale Constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes, 42.

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN 4 herinneringen tussen doopsgezinden en rooms-katholieken kunnen bevorderen. 7 De deelnemers aan deze dialoog bieden aan de verantwoordelijke instanties dit verslag aan, het resultaat van ons werk, in de hoop dat het door doopsgezinden en rooms-katholieken niet alleen binnen hun eigen gemeenschap, maar ook als zij e lkaar ontmoeten, gebruikt kan worden om verzoening tussen hen te bevorderen omwille van het evangelie.

5 INLEIDING DE OORSPRONG VAN DEZE GESPREKKEN 8 Sinds het begin van de twintigste eeuw zijn gescheiden christelijke kerkgenootschappen nauwer met elkaar in aanraking gekomen en zochten zij naar onderlinge verzoening. Hoewel er verdeeldheden bleven bestaan, begonnen zij met elkaar samen te werken tot wederzijds voordeel en vaak tot voordeel van de samenlevingen waarbinnen zij van het evangelie getuigenis afleggen. Ze zijn een theologische dialoog begonnen en gingen de redenen na van hun oorspronkelijke verdeeldheden. Zodoende ontdekten zij vaak dat zij, eeuwen van isolement ten spijt, nog steeds veel van het in het evangelie gewortelde christelijk erfgoed gemeen hebben. Ook waren zij in staat serieuze verschillen op te helderen die er onder hen en tussen hen onderling bestonden met betrekking tot verschillende aspecten van het christelijk geloof. Kortom, in de moderne tijd hebben wij een verzoeningsbeweging onder gescheiden christenen zien opkomen die gepaard ging met een nieuwe openheid voor elkaar, en ook bij velen een overtuigd streven naar eenheid onder de volgelingen van Jezus Christus. 9 Deze hedendaagse beweging is aan vele factoren te danken. Daaronder zijn de omstandigheden en veranderingen in de moderne wereld. De verwoestende kracht bijvoorbeeld van de moderne wapens in het atoomtijdperk dwong de christenen overal tot een totaal nieuwe manier van nadenken over het vredesvraagstuk – en dat ook samen te doen. Maar het meest fundamenteel werd de dialoog tussen gescheiden christenen wel

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN 6 ingegeven door het besef dat het onderling conflict een belemmering was voor de verkondiging van het evangelie en dat het hun geloofwaardigheid aantastte. Inderdaad is een conflict tussen christenen een grote hinderpaal voor de opdracht die Jezus Christus aan zijn leerlingen gaf. Het is moeilijk de blijde tijding van het heil te verkondigen “opdat de wereld gelove” (Joh 17,21), wanneer de brengers daarvan fundamenteel onderling van mening verschillen. 10 Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) is de Katholieke Kerk betrokken geweest bij een grote verscheidenheid aan oecumenische activiteiten, met inbegrip van een aantal bilaterale internationale dialogen. Er is een dialoog geweest tussen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk, de Koptisch-Orthodoxe Kerk, de Malankaarse Orthodoxe Kerken, de Assyrische Kerk van het Oosten, de Anglican Communion, de Lutheran World Federation, de World Alliance of Reformed Churches, de World Methodist Council , de Baptist World Alliance, de Christian Church (Volgelingen van Christus), de Pentecostals en de Evangelicals. Er zijn besprekingen geweest met de World Evangelical Alliance en de Zevende-dags Adventisten. Ook hebben sinds 1968 katholieke theologen als volledig stemgerechtigden deel uitgemaakt van de multilaterale Commissie over Faith and Order van de Wereldraad van Kerken. 11 De Mennonite World Conference (MWC) heeft al eerder internationale bilaterale gesprekken gevoerd met het de World Alliance of Reformed Churches en met de Baptist World Alliance. Daarnaast steunt de MWC, samen met de Lutheran World Federation en de World Alliance of Reformed Churches, de multilaterale dialoog over de ‘Eerste, Tweede en Radicale Reformaties’, die ook bekend staat als het ‘Praagse Overleg’. MWC en de Lutherse Wereldfederatie hebben ingestemd met een internationaal gesprek vanaf 2004. Lidkerken van de MWC in Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten hebben in deze landen bilaterale gesprekken gehad met lutherse kerken.

INLEIDING 7 12 Hoewel doopsgezinden en katholieken eeuwenlang zonder contact met elkaar of op gespannen voet met elkaar hebben geleefd, hebben zij de laatste tijd meer en meer contact met elkaar gehad. Op het internationale vlak ontmoetten zij elkaar regelmatig in een aantal interkerkelijke organisaties. Zo ontmoeten vertegenwoordigers van de Mennonite World Conference (MWC) en de Pauselijke Raad ter bevordering van de Eenheid van de Christenen (PCPCU) elkaar ieder jaar bij de vergadering van de Conferentie van Secretarissen van Christian World Communions (CS/CWC), een forum dat al meer dan veertig jaar de algemene secretarissen van deze internationale verbanden bij elkaar brengt voor informele contacten en gesprekken. Er zijn op plaatselijk en nationaal niveau talrijke andere contacten geweest. 13 Niet lang geleden zijn sommige katholieken en doopsgezinden begonnen elkaar uit te nodigen voor vergaderingen of evenementen waarvoor ieder van beide verantwoordelijk was. Op het internationale vlak nodigde paus Johannes Paulus II de Christian World Communions, waaronder de Mennonite World Conference, uit tot deelname aan de Wereldgebedsdag voor de vrede te Assisi die gehouden werd in 1986. De toenmalige secretaris van de MWC, Paul Kraybill, woonde de bijeenkomst bij. De MWC nodigde de PCPCU uit om een waarnemer te zenden naar haar Wereldcongres te Calcutta in januari 1997. Namens de PCPCU was mgr. John Mutiso Mbinda daar aanwezig, en bracht een boodschap mee van haar voorzitter, Edward Idris kardinaal Cassidy; hierin sprak de kardinaal “de oprechte hoop uit dat er ook verdere contacten zullen zijn tussen de Mennonite World Conference en de Katholieke Kerk”. Na het begin van de internationale dialoog tussen doopsgezinden en katholieken in 1998, werd onder andere de MWC door paus Johannes Paulus II uitgenodigd om vertegenwoordigers te zenden naar de evenementen te Rome die in verband stonden met het Jubeljaar 2000. De doopsgezinde medevoorzitter van deze dialoog, dr. Helmut

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN 8 Harder, was in 1999 aanwezig bij een jubileumgebeuren in het Vaticaan dat betrekking had op de interreligieuze dialoog. Op uitnodiging van paus Johannes Paulus II gericht aan de leiders van christelijke wereldkerkgemeenschappen nam in een meer nabij verleden dr. Mesach Krisetya, destijds voorzitter van de MWC, deel aan de gebedsdag voor de vrede te Assisi op 24 januari 2002. Om daarnaast een voorbeeld te geven op nationaal niveau, de Nationale Conferentie van Katholieke Bisschoppen in de VS6 zocht, bij het schrijven van een pastorale brief over vrede in 1993, naar de deskundigheid van mensen buiten de Katholieke Kerk, onder andere van de doperse theoloog John H. Yoder. 14 De mogelijkheid en wenselijkheid van een internat ionale dialoog tussen doopsgezinden en katholieken kwam in zicht in het kader van informele contacten tijdens bijeenkomsten van de CS/CWC. De vraag werd voor het eerst opgeworpen in het begin van de jaren 1990 in een gesprek tussen dr. Larry Miller, de huidige secretaris van de MWC, bisschop Pierre Duprey, secretaris van de PCPCU, en mgr. Radano, ook van de PCPCU. Tijdens daaropvolgende jaarlijkse CS/CWC-bijeenkomsten gingen mgr. Radano en dr. Miller door met het informeel bespreken van de mogelijkheid van een internationale dialoog. Twee bijzonder dwingende redenen voor een dialoog waren het besef dat hedendaagse historische studies wijzen op middeleeuwse bronnen van spiritualiteit die katholieken en doopsgezinden gemeen hebben, en dat volgens beider overtuiging vrede tot de kern van het evangelie behoort. Ook bestond het gevoelen dat, zoals bij andere relaties tussen gescheiden christenen, er behoefte was de herinneringen tussen doopsgezinden en katholieken te helen. In 1997 gingen de leiders van beide gemeenschappen in op het voorstel dat er een dialoog op internationaal niveau plaats zou hebben tussen doopsgezinden en katholieken. De 6 Deze heet tegenwoordig: the United States Conference of Catholic Bishops.

INLEIDING 9 dialoog, die aanvankelijk voor een periode van vijf jaar voorzien was, begon het jaar daarop, van de katholieke kant georganiseerd door de PCPCU en van de kant van de doopsgezinden door de MWC. DOEL, REIKWIJDTE EN DEELNEMERS 15 Het algemene doel van de dialoog was elkaar beter te leren kennen, om te komen tot een beter begrip van de standpunten van katholieken en doopsgezinden over het christelijk geloof en bij te dragen tot het overwinnen van vooroordelen die lange tijd onder hen hebben bestaan. 16 In het licht van deze doelstelling werden twee sporen gevolgd tijdens alle jaarlijkse bijeenkomsten. Wat het heden betreft werd onderzocht wat de standpunten van beide zijden zijn over een bepaald theologisch kernpunt. Betreffende de geschiedenis werd de uitleg nagegaan die iedere dialoogpartner gaf van een bepaalde historische gebeurtenis of historische ontwikkeling die oorzaak was of teken van het uiteengaan van elkaar in de loop van de kerkgeschiedenis. 17 Om de bestudering van deze twee benaderingswijzen concreet te maken, vroegen MWC en PCPCU om schriftelijke uiteenzettingen van deelnemers die met historische of theologische deskundigheid en begrip de gebeurtenissen, de onderwerpen en de punten die van invloed zijn op de relaties tussen katholieken en doopsgezinden belichtten. 18 Van de afvaardiging der doopsgezinden waren lid: dr. Helmut Harder (medevoorzitter, Canada, systematisch theoloog en mede-redacteur van ‘A Confession of Faith in Mennonite Perspective’; dr. Neal Blough (VS, Frankrijk), specialist op het gebied van de geschiedenis en theologie der anabaptisten; Rev. Mario Higueros (Guatemala), hoofd van het Central American Mennonite Seminary met voortgezette theologische studies aan

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=