SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN 92 leeropvattingen; 2) punten van convergentie; 3) punten van divergentie; 4) onderwerpen die nader onderzocht moeten worden. KATHOLIEKE PERSPECTIEVEN OP VREDE 147 De sociale visie van de Kerk. De eerste manier waarop de Kerk bijdraagt tot de verzoening van de menselijke familie is de eigen universaliteit van de Kerk.134 Daar zij zichzelf beschouwt als “een sacrament van innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht”135 ziet de Katholieke Kerk de bevordering van de eenheid, en overeenkomstig daarmee van de vrede, “als ten nauwste samenhangend met de zending van de Kerk”.136 Om die reden bevordert zij solidariteit onder de volken, en roept zij mensen en volken op tot het opofferen van de voordelen van macht en rijkdom omwille van de solidariteit van de menselijke familie.137 De Eucharistie, die de liefdesbanden versterkt, voedt een dergelijke solidariteit . De Eucharistie is op haar beurt een uitdrukking van de liefde die de leden van de gemeenschap in Christus met elkaar verbindt (1Kor 11,17-34).138 148 De Kerk ziet de roeping van de mens als wezenlijk gericht op de gemeenschap, dat wil zeggen dat alle menselijke relaties gericht zijn op eenheid en liefde, een orde van liefde die bevestigd is door het leven en onderricht van Jezus en het van de Geest vervulde leven van de Kerk (vgl. Luc 22,14-27; Joh 13,1-20; 15,1-17; 17,20-24).139 Deze orde van liefde wordt zichtbaar in het leven van de gelovigen en in de gemeenschap van de Kerk, maar blijft 134 Vgl . Hand, 2; Lumen gentium, 1, 9 en met name 13; Gaudium et spes, 42. 135 Lumen gentium, 1, 4, 9, 13. 136 Gaudium et spes, 42. 137 Vgl . Johannes Paulus II , Encycliek Sollici tudo rei socialis (30 december 1987), 38-40, in: KD 16/3 (maart 1988), 120-124; Johannes Paulus II, Encycliek Centesimus annus (1 mei 1991), 52, in: KD 19/3 (mei 1991), 146-147. 138 Vgl . Sacrosanctum concilium, 9-10; Lumen gentium, 3 ,7; Sollicitudo rei socialis, 48. 139 Vgl . Gaudium et spes, 24-25, 32
RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=