Samengeroepen om vredestichters te zijn

SAMENGEROEPEN OM VREDESTICHTERS TE ZIJN 82 een verantwoordelijk lid. Het nieuwe kerklid verklaart zich bereid zorg en raad te geven en te ontvangen en deel te nemen aan het leven en de zending van de kerk. De betreffende persoon staat in een verhouding tot de Drieëne God op een ten diepste persoonlijke manier, en tegelijk is hij ook verbonden in en met de gemeenschap van gelovigen waar genade ervaren wordt en geloof wordt bevestigd in en samen met het volk van God. 123 Doperse geloofsbelijdenissen zowel als eeuwen van praktijk laten zien dat de doop niet alleen gezien wordt als een teken dat over het doopritueel heen verwijst naar zijn historische en geestelijke betekenis, maar dat in en door de doop het individu en de geloofsgemeenschap een werkelijke verandering ondergaan. Zo zegt de Belijdenis van Dordrecht (1632) dat alle berouwvolle gelovigen gedoopt moeten worden met water “om hun zonden te begraven, en zo opgenomen te worden in de gemeenschap van de heiligen”.122 Hier blijkt het delen in de doophandeling het uitwissen van zonden te veroorzaken. Een uitspraak over de doop in de Geloofsbelijdenis van Ris (1766) spreekt over de doop als een middel voor geestelijke zegening, wedergeboorte en vernieuwing: “Als de christelijke doop aldus vroom wordt verlangd, toegediend en ontvangen, houden wij dat in hoge achting als een middel om geestelijke zegeningen mee te delen en te ontvangen, niets minder dan de wassing van hergeboorte en vernieuwing van de heilige Geest.”123 Ook meer recente doopsgezinde belijdenisteksten over de doop laten de verwachting zien van een omvorming die te danken is aan de deelname aan de ordinantie. De Confession of Faith of the Mennonites in Canada (1930) verklaart: 122 Belijdenis van Dordrecht, art. 7, in: Loewen, a.w., 65. 123 Geloofsbelijdenis van Ris, art. 25, in: Loewen, a.w., 97.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=