Samengeroepen om vredestichters te zijn

SAMEN NADENKEN OVER THEOLOGIE 81 wat er in de bijbel gezegd wordt over de betekenis van de doop (bijvoorbeeld Rom 6,3-4; Kol 2,12; Joh 5,7-8). Bij het overwegen van deze teksten komt men tot het inzicht dat het dopen met water een teken is van drie met elkaar in verband staande dimensies van de christelijke initiatie en vorming:120 1) Bij de doop getuigt de betreffende persoon ten overstaan van de gemeente dat hij/zij berouw heeft over zijn/haar zonden, dat hij/zij de genade van God heeft ontvangen en dat hij/zij gereinigd is van alle ongerechtigheid (Ez 36,25; Hand 2,38). De doop is zo het teken van een goed geweten tegenover God en de Kerk. 2) Het dopen met water betekent de uitstorting van de heilige Geest in het leven van de christen (Hand 2,17.33). De doop is dus een erkenning van de kant van degene die gedoopt wordt van de aanwezigheid van de Geest in zijn/haar geloofsleven. 3) Met de doop wordt aan de gemeente openlijk te kennen gegeven dat de betreffende persoon de weg wil gaan van Christus. In geschriften van de dopers wordt deze weg soms beschreven als “het wandelen in de opstanding”.121 122 De verbintenis door de doop tot geloof en trouw is geen individualistische handeling, aangezien de doop en het kerklidmaatschap onscheidbaar met elkaar zijn verbonden. De mens is “gedoopt in één enkel lichaam” (1Kor 12, 13), het lichaam van Christus, de Kerk. De bevestiging door de doopkandidaat van zijn geloof, is een bevestiging van het geloof van de kerk, en die bevestiging wordt gedaan in de context van de gemeenschap van gelovigen waarin de gedoopte wordt opgenomen als 120 Een andere manier om de betekenis van de doop te schetsen zou een vroeger schema kunnen zijn dat door de dopers werd ontwikkeld op grond van 1 Joh 5,7-8, dat begrepen wordt als verwijzing naar een drievoudige schets: doop van de heilige Geest, doop van water , doop van bloed. Vgl. ‘Confession of Faith According to the Holy Word of God’ (circa 1600), 21, in: Thieleman J. van Braght, Martelaersspiegel, a.w., 396 e.v.. 121 H.S. Bender, ‘Walking in the Resurrection’, in: The Mennonite Quarterly Review, 35 (April 1961), 11-25.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=