Samengeroepen om vredestichters te zijn

SAMEN NADENKEN OVER THEOLOGIE 61 de weg van de dienstbaarheid (Mc 10,43-45). In de doperse theologie wordt de Bergrede (Mt 5-7) ernstig genomen als de praktische ethische agenda voor allen die Christus belijden als Heiland en Heer. De Geest schenkt aan de gelovigen een grote verscheidenheid aan gaven voor de opbouw van het lichaam van Christus en om zijn boodschap uit te dragen in de wereld (1Kor 12). In de kerk zijn sommigen, mannen en vrouwen, geroepen om dienst te doen in leidinggevende bedieningen. Daartoe kunnen ambten behoren als die van herder, diaken en ouderling (‘oudste’), evenzeer als die van evangelieverkondigers, zendelingen, leraren en toezichthouders. De vormen van leiderschap kunnen verschillen van plaats tot plaats en van tijd tot tijd, zoals dat ook al het geval was in de Kerk van de apostelen (Hand 6,16; Ef 4,11; 1Tim 3,1-13). Het ‘priesterschap van alle gelovigen’ wordt begrepen als een aanmoediging aan alle gelovigen om als ‘priester’ een heilig leven te leiden en God te eren door elkaar te dienen in de kerk en in een noodlijdende wereld. 92 De kerk is een gemeenschap van heiligen. In het doperse denken sluit de verwijzing naar ‘heiligen’ al diegenen in die in Jezus Christus geloven en Hem willen volgen door een heilig leven. De kerk als zodanig deelt in de oproep tot heiligheid “samen met allen die allerwegen de naam aanroepen van Jezus Christus, hun Heer en de onze” (1Kor 1,2; vgl. ook Rom 15,26; 1Kor 14,33; Heb 14,24; Apk 22,21). De gemeenschap van de heiligen sluit de “menigte getuigen” (Heb 12,1) uit het verleden in die trouw zijn gebleven tot het eind. Heiligheid berust niet op ethische verdienste, maar wordt geschonken aan hen die volgehouden hebben tot het eind toe, “ziend naar Jezus, de aanvoerder en voltooier van ons geloof” (Heb 12,2). De dopers wilden reeds in de eerste fasen van de beweging de kerk afgeschilderd zien als een broederschap van heiligen van ‘katholieke’ of ‘universele’ aard. De doperse theoloog Balthasar Hubmaier deed dit uitdrukkelijk in ‘A Christian Catechism’ (‘Eine christliche Lehrtafel’) van 1526, waar hij schreef dat

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=