Oecumenisch Directorium

OECUMENISCH DIRECTORIUM 72 christelijke opvoeding te waken op de eerste plaats bij de peetouder van de kerk waarin het kind wordt gedoopt.108 99. Iedere christen heeft het recht om op grond van zijn geweten te besluiten toe te treden tot de volledige katholieke gemeenschap.109 Het werk waardoor iemand die de volledige katholieke gemeenschap verlangt, wordt voorbereid tot opneming in de r. - k. kerk onderscheidt zich duidelijk van de oecumenische activiteit.110 In de ritus van de christelijke initiatie van de volwassenen is, een eigen formule om deze mensen op te nemen in de volledige katholieke gemeenschap. Bij dergelijke gevallen, zoals ook bij gemengde huwelijken, kan echter de katholieke gezagsdrager de noodzaak gevoelen om na te gaan of het reeds ontvangen doopsel op geldige wijze is toegediend. Bij dat onderzoek behoren de volgende aanbevelingen in acht te worden genomen: a) Omtrent de geldigheid van het doopsel zoals het wordt toegediend in de verschillende Oosterse kerken, bestaat geen enkele twijfel. Er kan dus worden volstaan met te constateren dat het doopsel heeft plaats gevonden. In deze kerken wordt het sacrament van het vormsel (zalving met chrisma) wettig door de priester toegediend tegelijk met het doopsel; het komt dus vaak voor dat in het canoniek voorgeschreven doopbewijs geen melding wordt gemaakt van het vormsel. Dit is in geen enkel opzicht reden om te twijfelen dat ook het vormsel is toegediend. b) Ten aanzien van de christenen van andere kerken en kerkelijke gemeenschappen moet men, voorafgaande aan het onderzoek naar de geldigheid van het doopsel van een 108 Vgl. Directorium ter uitvoering van de beslissingen van het Tweede Vaticaans concilie over oecumenische zaken 1967; CCEO, can. 685,3. 109 Unitatis redintegratio, 4; CCEO, can. 896-901. 110 Unitatis redintegratio, 4.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=