Oecumenisch Directorium

HOOFDSTUK IV 69 kerken en kerkelijke gemeenschappen zoveel mogelijk tot overeenstemming komen over zijn betekenis en geldige bediening. 94. Het verdient sterke aanbeveling dat het gesprek tussen de katholieke gezagdragers en die van de andere kerken en kerkelijke gemeenschappen omtrent de betekenis en geldige bediening van het doopsel plaats heeft op diocesaan niveau of op dat van de Bisschoppenconferenties. Zo zou men kunnen komen tot gemeenschappelijke verklaringen waarin de wederzijdse erkenning van de doopsels wordt uitgesproken, en ook wordt aangegeven hoe te handelen in de gevallen dat er twijfel mogelijk zou zijn over de geldigheid van een of ander doopsel. 95. Om tot dat soort overeenstemming te komen, zou men de volgende punten voor ogen moeten houden: a) Het doopsel dat is toegediend door onderdompeling of begieting met gebruik van de trinitaire doopformule is per se geldig. Als dus de rituele en liturgische boeken of de gewoonten van een kerk of kerkelijke gemeenschap een van deze wijzen van dopen opleggen, moet het sacrament als geldig worden beschouwd, tenzij er ernstige redenen zijn om te betwijfelen of de bedienaar de voorschriften van zijn eigen gemeenschap of kerk heeft opgevolgd. b) Het onvoldoende geloof van een bedienaar met betrekking tot het doopsel heeft uit zichzelf het doopsel nooit ongeldig gemaakt. Een voldoende intentie bij de bedienaar van het doopsel moet verondersteld worden, tenzij er een ernstige twijfel is over zijn intentie om te doen wat de kerk doet. c) Als er twijfels rijzen over het feit zelf of er water is gebruikt en over de wijze waarop,105 eist de eerbied voor het 105 Voor alle christenen geldt dat men rekening moet houden met het gevaar dat het doopsel, toegediend door besprenkeling en met name collectieve besprenkeling, ongeldig is.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=