Oecumenisch Directorium

HOOFDSTUK III 51 opbouw van de kerk schenkt; daaruit komt een duidelijk onderscheid naar voren in de taken ten dienste van de gemeenschap. De leden van deze groepen, bewegingen en genootschappen moeten bezield zijn door een degelijke oecumenische gezindheid. Opdat zij hun door het doopsel gegeven verantwoordelijkheid in de wereld86 kunnen waarmaken in hun leven, strevend ofwel naar de katholieke eenheid door middel van dialoog en verbondenheid tussen de verschillende bewegingen en genootschappen, ofwel naar een ruimere gemeenschap met andere kerken en kerkelijke gemeenschappen en met de daardoor geinspireerde groepen en bewegingen, is het nodig dat dit streven gebeurt op basis van een solide vorming en in het licht van christelijke wijsheid en voorzichtigheid. B. VORMING VAN HEN DIE WERKZAAM ZIJN IN DE PASTORAAL 1. GEWIJDE AMBTSDRAGERS 70. Een van de voornaamste plichten van iedere toekomstige gewijde ambtsdrager is een persoonlijkheid te worden die in de mate van het mogelijke geschikt is om anderen te helpen tot Christus te komen. Daartoe moet de ambtskandidaat voluit de menselijke eigenschappen ontwikkelen die iemand aanvaardbaar en geloofwaardig maken bij anderen; hij moet waken over zijn spreken en oog hebben voor zijn persoonlijke talenten op het gebied van de dialoog, om te komen tot een waarachtige oecumenische houding. Dit is van wezenlijk belang voor iemand die, als bisschop de taak heeft van leraar en herder in een particuliere kerk, of voor iemand die als priester belast is met de zielzorg; maar het is niet minder belangrijk voor de diaken en met name voor de permanente diakens, die geroepen zijn om de gemeenschap van de gelovigen te dienen. 86 Vgl. Lumen gentium, 31.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=