Oecumenisch Directorium

HOOFDSTUK V 135 geen moeite er enige van op te sommen: gezamenlijke radio- en televisie-uitzendingen; een gezamenlijke vorming, met name voor de ouders en de jongeren; ontmoetingen en samenspraken tussen het publiek en de communicatieleiders; ... gemeenschappelijke centra van wetenschappelijk onderzoek, dit alles met het oog op een zo feilloos mogelijk functioneren van de communicatiemiddelen".196 Waar interconfessionele structuren met volledige deelneming van de katholieken reeds bestaan, zouden deze verstevigd moeten worden, in het bijzonder met het oog op het gebruikmaken van radio, televisie, en voor publicitaire en audiovisuele activiteiten. Elk van de deelnemende organen zou de mogelijkheid moeten hebben om over de eigen leer en het eigen concrete leven te spreken.197 218. Soms zou het van belang kunnen zijn dat het werk in wederzijdse samenwerking verricht wordt, doordat in de media werkzame katholieken meedoen met initiatieven van andere kerken en kerkelijke gemeenschappen of omgekeerd. De oecumenische samenwerking zou uitwisselingen kunnen omvatten tussen internationale katholieke organisaties en mediaorganisaties van andere kerken en kerkelijke gemeenschappen (zoals bijvoorbeeld voor de viering van de Werelddag van de soc iale communicatie). Gemeenschappelijk gebruik van satellieten en kabeltelevisienetten zou ook een voorbeeld kunnen zijn van oecumenische samenwerking.198 Het is duidelijk dat dit soort samenwerking op regionaal niveau zou moeten gebeuren in contact met de oecumenische commissies, en op internationaal niveau met de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid der Christenen. 196 Communio et progressio, 99. 197 De oecumenische samenwerking op regionaal, nationaal en plaatselijk niveau, 3f. 198 Vgl. Pauselijke Raad voor de Media, Criteria voor de oecumenische en inter-religieuze samenwerking in de media, 11 en 14, Documentation Catholique nr. 1195 (1989), blz. 1038-1039.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=