Oosterse Kerken

13 De Oosterse Kerken Vanuit Jeruzalem ging de boodschap van het evangelie als een vuurtje rond, vertelt het Pinksterverhaal (Handelingen 2, 1-13). We schrijven rond 30 nC. De evangelieverkondiging ging noordwaarts: Antiochië, de toenmalige hoofdstad van Syrië, en verder westelijk: West-Anatolië, Klein-Azië, Griekenland, de Balkan en Italië – de ons uit de Bijbel bekende route. Maar er was tevens een kerstening oostwaarts: naar Edessa en Nisibis (huidige Zuid-oost-Turkije) en naar Irak en Iran. Ook India ontving al vroeg, tweede eeuw, het Evangelie; rond 300 bereikte de Blijde Boodschap Armenië. Er was spoedig ook een verkondiging in zuidelijke richting: eerst Egypte, later Ethiopië. De christelijke geloofsgemeenschappen van de eerste eeuwen hadden plaatselijk hun geheel eigen tradities. Men bezigde verschillende talen: Grieks en Syrisch (christelijk Aramees, de Semitische kerktaal vanaf Antiochië tot aan Zuid-India), later ook Koptisch en Armeens et cetera. Mét alle veelvormigheid was er, behoudens eerdere afsplitsingen, tot de 4e eeuw één Kerk, één geloof. In de 4e en 5e eeuw kwam er theologische strijd over de godheid en mensheid van Christus. Politiek speelde daar een rol in. Op de Concilies van Efeze (431) en Chalcedon (451) probeerde men de meningsverschillen op te lossen. Bepaalde lokale kerken aanvaardden de conciliebesluiten, andere geloofsgemeenschappen wezen die af. Dit leidde tot kerkscheuringen. Deze scheuringen van de 5e eeuw bepalen het oosters christendom tot op heden. In de 7e eeuw ontstaat de islam en verovert het hele Midden-Oosten. Het noordwesten van het MiddenOosten was toen vrijwel geheel christelijk; oostelijker gelegen gebieden als Irak en Iran hadden grote christelijke gemeenschappen. Dat blijft nog lange tijd zo. Alleen de bovenlaag was moslim. Sommige kerken waren blij met de nieuwe heersers: de vervolging die ze van andere christenen moesten doorstaan, hield op. Maar er kwamen ook christenvervolgingen door moslims. De kerken onder de islam leefden tussen vrijheid en onderdrukking. In een proces van eeuwen gingen veel christenen om allerlei – vooral politieke en sociale – redenen over naar de islam. Rond 1000 vormden de christenen in het MiddenOosten voortaan nog slechts een (belangrijke!) minderheid, en dit tot op de dag van vandaag. Veel Midden-Oosterse christenen namen niet de godsdienst, maar wel de Arabische taal van de moslims over; zij werden Arabische christenen. In de Kerk van het Byzantijnse Rijk, waar Grieks de officiële taal was, bestond vanaf 800 een sterk missionair streven. In de eeuwen na de opkomst van de islam ging de Byzantijnse evangelisering noordwaarts: Bulgarije, Moravië (het huidige Oost-Tsjechië), Servië en Kiëv-Roes (Oekraïne) en vandaaruit weer richting Moskovië, de basis van het moderne Rusland. Zij ontvingen het Evangelie in de Byzantijnse, oostersorthodoxe vorm. Hier ligt de basis van de huidige Europese Orthodoxie, die internationaal gezien het leeuwendeel uitmaakt van het oosters christendom. Het oosterse christendom wereldwijd, met al zijn verschillende kerken, heeft tot in onze moderne tijd vaak een moeilijk bestaan moeten leiden. Het leven onder de islam betekende een bestaan in de sfeer van tolerantie. Toch waren christenen er in zekere zin ‘tweede rangs-burgers’. Het Osmaanse Rijk was tussen de 16e en de 19e eeuw een multi-etnische, multinationale samenleving. Christenen hadden daarbinnen een relatieve vrijheid. Echter vanaf omstreeks 1840 wijzigden zaken zich ten slechte, zowel religieus als politiek. Het ultieme dieptepunt werd bereikt in de genocide op de Armeense en Aramees-Syrische christenen (vooral 1915) tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vanaf de 19e eeuw waren er in de Arabische wereld nationalistische bewegingen, waarin christenen samen met moslims een belangrijke rol speelden. De opkomst van met name de politieke islam in de laatste decennia heeft negatief uitgepakt voor de christenen in het Midden-Oosten. Binnen het officieel atheïstische communisme (Rusland en Ethiopië) hadden de oosterse kerken beperkte vrijheid en waren ze slachtoffer van godsdienstonderdrukking. Sinds eind jaren ’80 hebben in Oost-Europa de orthodoxe en oosterse katholieke kerken kunnen herrijzen en het kerkelijk leven in zijn volheid weer kunnen organiseren, met vaak een nieuwe (soms hechte) band met de staat.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=