Overeen 2017-38

6 • april 2017 De oecumenische kracht van iconen door Sietse Nieuwenhuizen In het jaar 2000 hield Huub Oosterhuis de jaarlijkse Oecumenelezing op uitnodiging van de Raad van Kerken. Hij gaf aan zijn lezing de prikkelende titel mee : “De genade van het woord.” Tot op vandaag blijft die titel mij boeien. Ik weet niet precies waar- om. Hangt mijn aandacht mis- schien samen met de ‘reformatori- sche klank’ van deze titel of met de verrassende verbinding met de vraag naar God. In elk geval ademt de titel een bijzondere openheid naar geloof en leven. Aan “God is dood” voorbij Huub Oosterhuis zet zijn lezing in met het bekende verhaal uit Nietzsche’s Vrolijke Wetenschap van 1882 over die dolle mens die op klaarlichte dag met een brandende lantaarn over de markt loopt en roept: “Ik zoek God. Ik zoek God.” En hij gaat verder: ”God is dood en wij hebben hem gedood, wijzelf.” In deze beeldspraak “De dood van God” ligt voor Nietzsche opgesloten, dat de hoogste waarden hun betekenis kwijt zijn: dat er geen richting, geen oriën- tatiepunt meer is, geen zinsverband en geen dragende gemeenschap. Is er ook een scheppende taal die deze cri- sis van het woord kan openen naar een nieuw perspectief, is de vraag die Oosterhuis oproept. In zijn lezing ver- wijst Huub Oosterhuis dan naar de taal van de poëzie. “De tintelende taal / van een achter alle kwaad/ verrijzen- de dageraad” (M. Nijhoff). Voor mij is dat taal met een uitnodigend karak- ter. Fragmentarisch en daarom open. Diezelfde uitnodigende betekenis herken ik in de wereld van de beeld- taal, de wereld van de iconen. Komend vanuit de gereformeerde traditie ben ik vooral vertrouwd ge- raakt met de betekenis en reikwijdte van het gesproken en geschreven woord. Het sola scripura van de jubi- lerende Reformatie. Het zijn vooral woorden die me begeleidden op mijn zoektocht naar God. Via colleges Vroege kerkgeschiedenis, waarin we een van de liturgieën uit de oosterse Kerk, de Liturgie van Johannes Chrysostomos in het Grieks lazen, en bezoeken aan Griekenland, ontdekte ik iets van het wezen en de betekenis van iconen ( “Geloven op ooghoogte”, A.C. Bronswijk). Er is meer dan de weg van het gesproken en geschre- ven woord. Die gedachte kom ik – verrassenderwijs – ook tegen bij de bekende 20 e eeuwse Woord-theoloog bij uitstek, Karl Barth, als hij P. Tillich met instemming citeert : “Wort is nicht nur da, wo gesprochen und begriffen wird, sondern Wort ist auch da, wo gehandelt wird in wirkungskräftigen Symbolen. Verbum ist mehr als Oratio.” (K.D.I, 1 pag.64) En in de ogen van Luther ging Karlstadt in 1522 een stap te ver door te beweren dat het geestelijk domein niet benaderd kan worden door beelden. Bang voor (ico- noclastische) rellen nam Luther afstand van zijn radicale collega. Gereformeerd De mening dat het gereformeerd pro- testantisme alleen maar negatief staat ten opzichte van het visuele vraagt zeker om enige nuancering. En daar- om is de (her-)ontdekking op prote- stants erf van de betekenis van ico- nen niet zo verwonderlijk. Het woord ’icoon’ als beeld van de onzichtbare God vinden we als een verwijzing naar Christus in de brieven van het Nieuwe Testament (Kol. 1, 15). Iconen verbergen een geestelijk geheim; Christus als de icoon van de Eeuwige. Iconen vragen erom met aan- dacht en eerbied te wor- den “aanschouwd”. Ze nodigen ons uit om al kijkend met God, met Christus en met onszelf in gesprek te komen. In dat open en uitnodi- gend karakter van de icoon schuilt de oecu- menische kracht van iconen, herkenbaarheid over kerkmuren en grenzen heen. De laat- ste tientallen jaren is er op protestants erf een groeiende belangstel- ling voor de beeldtaal van de iconen. Een kennis van me attendeerde mij op een gebedsgroep binnen de Gereformeerd Vrijgemaakte Kerk, een gereformeerd kerkgenootschap, waar elke verbeelding tot voor kort meteen werd gerelateerd aan het beeldverbod uit het bijbelboek Exodus. De deelne- mers zochten een manier van bidden met iconen. Hun aandacht ging voor- al uit naar de Christusicoon, bekend als de Pantocrator, hèt klassieke Christustype van het Oosten. Deze afbeelding kom je vooral tegen in de koepels en gewelven van de kerkge- bouwen. Met zijn rechterhand maakt Christus een zegenend gebaar, terwijl hij in zijn linkerhand een Evangelie- boek vasthoudt. Enkele jaren geleden maakte de Nederlandse icoonschilder Geert Hüsstege een serie van 12 ico- nen van de Christusmysteries. Hij vertelde dat het hem vooral ging om de persoon van Christus. “Wie is Hij voor ons? Het gaat erom dat mensen onderzoeken en ontdekken wie Chris- tus is. Een icoon is daarbij een medita- tie in kleuren.” Een ander sprekend voorbeeld ontleen ik aan de jaarlijk- se serie thema-avonden van de lokale Raad van Kerken. Elk jaar komen we een avond bij elkaar om een feest- lees verder op pagina 8

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=